Als Hugo Smit (62), dan nog senior partner bij Simmons & Simmons Trenité, op 6 december 1994 wordt gebeld door de Haagse vicepresident Hans Westenberg, kan hij niet bevroeden dat dit telefoontje tien jaar later zijn leven zal gaan bepalen. Smit is in die tijd advocaat van Chipshol, een bedrijf dat procedeert tegen huisaccountant Coopers & Lybrand en tegenpartij Harry van Andel. Die heeft, geheel tegen de afspraken in, op het laatste moment bij de Rechtbank Den Haag een karrenvracht aan nieuwe stukken ingediend. Smit wil extra pleittijd en belt daarover met de secretaresse van Westenberg. De rechter zelf belt later Smit terug.
Smit: ‘Op mijn verzoek werd heel bot nee gezegd. “U hebt toch geen zaak”, zei Westenberg. “U gaat dit verliezen. Dus waarom die extra spreektijd?” Het werd een ongekend twistgesprek. Ik was totaal overrompeld, total loss. Vervolgens heb ik met adviseurs en kantoorgenoten overlegd wat te doen. Wraking was geen serieuze optie: je wint de wraking, maar je verliest de zaak.’
Dat telefoontje, dat ongeveer tien minuten duurde, is niet eens het cruciale element in deze ‘volstrekt unieke’ (Smit)-affaire. Twee dagen later vindt de zitting plaats. ‘Een compleet idiote zitting’, herinnert Smit zich. ‘Westenberg bekte mij steeds af, al voordat ik zelf iets had gezegd. Hij ontspoorde volledig, in mijn beleving.’ Anderen hebben die lezing later bevestigd. De toenmalige landelijk deken Von Schmidt auf Altenstadt stuurt een brief op poten naar de president van de Haagse Rechtbank, Bert van Delden. Die neemt Westenberg echter in bescherming.
Paria
Toch begint de affaire pas goed in 2004, wanneer het boek Topadvocatuur van Micha Kat verschijnt. Daarin staat een interview met Smit, die terugblikt op de Chipsholzaak en terloops opmerkt dat Westenberg in deze zaak met advocaten heeft gebeld. Het boek is koud van de drukpers wanneer Westenberg Smit dagvaardt. Westenberg ontkent te hebben gebeld: Smit is een leugenaar. De dagvaarding is voor Smits kantoor reden om de samenwerking te beëindigen. Sindsdien heeft hij zijn eigen kantoor, in samenwerking met Conway & Partners, waar hij counsel is.
Smit: ‘Vóór die dagvaarding voelde ik me altijd senang in mijn contacten met advocaten, rechters en andere juristen. Maar sindsdien voelde ik me een paria. Ik werd genegeerd, zeker toen in 2006 de Raad voor de rechtspraak openlijk Westenberg ging steunen, ook financieel. Ik werd beschuldigd van leugens en als zo’n beschuldiging van een rechter komt, dan wordt die per definitie geloofd. Logisch. Een rechter wordt geacht onkreukbaar te zijn. Het heeft me enkele cliënten gekost, wat ik vanuit hun positie ook weer begrijpelijk vind. Mijn inner circle en een aantal leden van de rechterlijke macht – van wie ik enkelen tot vrienden mag rekenen – geloofden mij echter.’
Tegen een overmacht
Maar dat geloof dreigt in januari 2008 verder af te brokkelen, als Smit de zaak voor de rechtbank verliest. ‘Dramatisch en stuitend. Een mokerslag. Mijn vertrouwen in de rechterlijke macht wankelde. Als procespartij ervoer ik het als een onrechtvaardig vonnis.’ Maar zijn vechtlust is niet gebroken, en hij herinnert zich de woorden van zijn leermeester Kalff: niets is mooier dan winnen in appèl.
‘Ik wist dat ik de feiten en het algemeen belang aan mijn kant had: Westenberg had wel degelijk met advocaten gebeld, zoals hij al in 1997 in NRC Handelsblad had bevestigd. Ik vertrouwde op het Hof Den Haag dat de zaak in beroep zou behandelen. Maar tegelijk dacht ik ook: gaat het wel echt om de feiten? Kán ik deze zaak wel winnen, omdat ik tegen een systeem strijd? Omdat ik het moet opnemen tegen een overmacht, die Westenberg mogelijk de hand boven het hoofd houdt?’ Dat de Raad voor de rechtspraak Westenberg in bescherming neemt, kan Smit overigens wel verklaren. Westenberg, zegt Smit, is een stoere vent, hij dwingt gezag af en heeft intern zijn pr goed op orde. ‘Maar wat die man op zittingen deed, daar had niemand weet van. Advocaten wel, maar die durfden niets te zeggen. Het leek wel of Westenberg iedere advocaat als een vijand van de rechter zag. ’
Toch zet Smit door. ‘Ik was ervan overtuigd: hoe hoger je komt, des te moeilijker het voor de Raad voor de rechtspraak is om invloed uit te oefenen op de rechterlijke macht. Het hof zou zich niet zo gemakkelijk laten sturen door Van Delden, voorzitter van de raad.’
Dat blijkt, want op 23 juni 2009 beslist het Hof Den Haag in het voordeel van Smit. Geëmotioneerd belt hij zijn vrouw. ‘Ik heb geloof ik gewonnen, maar ik moet het eerst nog goed lezen.’ Daarna springt hij op zijn paard en maakt een lange rit door de bossen. ‘Een geweldig gevoel van opluchting.’
Tweeënhalve ton
Uw naam is in rechte gezuiverd. Wat wilt u nog meer?
‘Mijn rehabilitatie was in nog te bedekte termen. De serieuze pers heeft nauwelijks aandacht aan de kwestie besteed, terwijl het om veel méér gaat dan de zaak-Smit/Westenberg. Het gaat hier over principiële zaken die onze rechtsstaat raken. De kwestie rond Chipshol is in de media uitvergroot, waardoor mijn zaak is ondergesneeuwd. De Raad voor de rechtspraak moet me rehabiliteren. De brief die Van Delden in mei 2006 naar SP-Kamerlid Jan de Wit stuurde, moet worden teruggetrokken, mét excuses. Daarin schrijft Van Delden – letterlijk – dat mijn uitlating over het bellen door Westenberg niet door de beugel kan en schadelijk is voor het aanzien van de rechtspraak. Om die reden, schreef Van Delden, betaalde de raad de advocaatkosten van Westenberg, bij elkaar, inclusief pensioensuppletie, bijna 2,5 ton. Zou ik dat niet minstens ook moeten krijgen? Dit is toch de wereld op zijn kop, gezien het verloop van de zaak? Ik heb overigens veel meer schade geleden; sinds mijn vertrek bij Simmons in 2004 is mijn inkomen gehalveerd.’
Wat verwijt u uzelf?
‘Daar heb ik over nagedacht en het antwoord is: eigenlijk niets. In het interview in Topadvocatuur heb ik weloverwogen een kritische noot bij Westenberg gezet. Het moest maar eens gezegd. Ik had daar geen hoogdravende bedoelingen mee. En had ik Westenberg willen afbranden, dan had ik een hele waslijst kunnen opsommen. Zoals de vreselijke wijze waarop hij die zitting voorzat en hoe hij het verbaal van de zitting manipuleerde. Het was totaal niet te voorzien dat hij over mijn uitspraak ging procederen. Als iemand mij dat van tevoren had gezegd, had ik het weggewuifd: het was voor Westenberg een kansloos avontuur. Maar had ik geweten wat later over me heen is gekomen, dat hij zou worden gesteund door de raad, zonder welke de procedure niet was gevoerd, en zeker tot en met de uitspraak van de rechtbank, dan had ik in dat interview niets gezegd.’
Vindt u dat er binnen de gerechtelijke organisatie adequaat op deze zaak is gereageerd?
‘Westenberg is vervroegd met pensioen gestuurd, dat is zonder meer terecht. Hij heeft op basis van een onwaarheid (“Ik heb niet gebeld”) geprocedeerd en in de procedure onwaarheid gesproken, hetgeen erger is dan bellen met advocaten.’
Respect moet wederzijds zijn
U hebt gewonnen. Maar wát hebt u eigenlijk gewonnen?
‘Ik heb mijn eer en reputatie gewonnen. Nee – ik heb ze herwonnen. Verder heb ik van niets spijt. Winnen van de Raad voor de rechtspraak, hoger kan het bijna niet. Het is misschien wel de mooiste overwinning in mijn 36-jarige loopbaan als advocaat in een rechtsstrijd die ik niet heb gezocht en die de raad is begonnen. Maar tjonge, het was een zwaar kruis. Ik denk er nu minder vaak aan. Het leven heeft zich hernomen.’
Wat betekent de uitspraak van het hof voor de rechterlijke macht?
‘De rechterlijke macht kan hiervan leren, dat indien er een conflict is tussen een rechter en een derde, niet a priori moet worden aangenomen dat de rechter gelijk heeft. Van Delden en de raad hebben tegen beter weten in Westenberg gesteund. De bewijzen tegen Westenberg lagen boven op de stapel, maar zijn weggemoffeld. Soms functioneren advocaten niet, soms functioneren rechters niet. Ik vind dat rechters advocaten mogen aanspreken op hun gedrag, maar andersom ook. Dan moet de rechterlijke macht openheid geven en niet de gelederen sluiten. Rechters moeten, zoals omgekeerd advocaten, openstaan voor kritiek. Nu is de rechterlijke macht daarin te krampachtig. Het hof dat uiteindelijk positief over mij oordeelde, met Peter Ingelse als voorzitter, heeft daarmee zijn visitekaartje afgegeven.’
Welke lering kan de advocatuur uit deze kwestie trekken?
‘Eerbied voor de rechterlijke macht is niet hetzelfde als angst voor de rechterlijke macht. Respect moet wederzijds zijn. Soms zijn advocaten bang voor bepaalde rechters en houden ze hun mond. Die angstcultuur heb ik durven doorbreken. Het zou goed zijn als presidenten van rechtbanken een spreekuur houden waar advocaten discreet hun verhaal kwijt kunnen. Dat kan veel kou uit de lucht halen en kwaliteitswinst opleveren. De rechterlijke macht kan dan signalen eerder oppikken, anders gaat een kwestie eindeloos zeuren en uiteindelijk rotten.’
Hoe is het gesteld met uw vertrouwen in de rechterlijke macht?
‘De rechterlijke macht klopt als een bus. Dat vond ik overigens niet toen de rechtbank vonnis wees. Maar mijn vertrouwen in de rechterlijke macht was altijd groot en is met het arrest van het hof opnieuw groot. Wel zou ik het nog eens graag met de Rotterdamse Rechtbank uitpraten.’
Wat hebt u persoonlijk geleerd van deze affaire?
‘Het morele principe wint altijd. Eerlijkheid duurt het langst. Met oneerlijkheid loop je uiteindelijk tegen de lamp. Ook heb ik geleerd hoe het is om als advocaat te luisteren naar je eigen advocaat. Harro Knijff, mijn advocaat van De Brauw Blackstone Westbroek, nam nadrukkelijk de lead en wilde weleens linksaf als ik zelf liever rechtsaf wilde. Een uitmuntend advocaat. Uiteindelijk hebben we beiden voor het hof gepleit, het was dus een coproductie. Maar ik moest wel: mijn toekomst stond op het spel.’
Michel Knapen, journalist