† 1941-2010
Op zondag 18 april 2010 is, voor velen onverwacht, Allard Voûte op 68-jarige leeftijd overleden. Hij was vanaf 1969 advocaat te Amsterdam, liep zijn stage op het kantoor van Van der Feltz en was het langste deel van zijn carrière compagnon van Loeff Claeys Verbeke, later Loyens & Loeff. Met hem is ons een kleurrijke persoonlijkheid en een echte advocaat ontvallen.
Hoewel hij bijdroeg aan de vorming van grote kantoren en de professionalisering van de transactiepraktijk, is Allard ook altijd een generalist en (begenadigd) straatvechter gebleven. Met evenveel gemak en zwier deed hij beursintroducties en ontslagzaken, overnames en faillissementen, financieringen en een veelheid aan verschillende procedures. Het typeert hem dat hij als curator van Bredero geen genoegen nam met een (reeds uitzonderlijke) 100 procent uitkering aan de crediteuren, maar doorging tot er voldoende was om ook nog rente over hun vorderingen te betalen. Een greep uit zijn vele andere mooie zaken: de erfenis van koning Saud al Saud, het openbaar bod op de Dordtsche Petroleum-maatschappij, de strijd tussen Audax en VNU en de rehabilitatie van Zwarte Joop van club Casa Rosso op de Wallen (waar hij en passant het jaarlijkse uitje van zijn sectie ondernemingsrecht organiseerde). Hij ging in 2003 met pensioen maar bleef actief en bracht bijvoorbeeld nog de (niet geringe) klus van bewindvoerder over de Taxi Centrale Amsterdam tot een goed einde.
Hij hield van zaken waar anderen liever voor wegliepen. Zijn optreden was daarbij vaak niet zachtzinnig. Zo uitte hij eens zijn ongenoegen over een concept van de wederpartij, door er pontificaal zijn neus in te snuiten. Om het vervolgens wel netjes in zijn zak te proppen: always a gentleman. In een andere zaak had ABN AMRO ergens gedreigd het krediet op te zeggen. Allard was er door de huisadvocaat van het bedrijf als remedy of last resort bijgehaald. Hij kwam een halfuur te laat binnen en aan de plukjes ongeschoren baardhaar op zijn kin en het feit dat zijn das voor de helft niet onder maar over zijn kraag heen was gestrikt, was te zien dat die ochtend niet zijn uiterlijke verzorging maar zijn gedachten over de zaak de hoogste prioriteit hadden gehad. Een geïrriteerde bankier werd direct geïnterrumpeerd: ‘U bent zeker een AMRO-man, hè? Jammer. Als hier een nette ABN’er had gezeten, hadden we de zaak al lang geregeld.’ Daarna was zijn cliënt aan de beurt, die betoogde dat de bank toch voldoende zekerheden had. ‘Nou moet je ophouden met die onzin. We weten allemaal dat die rommel niets waard is.’ Vervolgens vermeldde hij dat als er geen regeling zou komen, de bank morgen gedagvaard zou worden omdat hij al een uitvoerige dagvaarding had klaarliggen (dit was bluf). De pers zou er ook aan te pas komen. Je zag iedereen denken: dit loopt totaal uit de hand. Precies de omgeving waarin Allard op zijn best was. Korte tijd later was de zaak opgelost.
Allard was een scherp jurist. Zijn grote intelligentie en intuïtie gaven hem steeds de goede richting aan, ook zonder bibliotheekbezoek – waar hij een hekel aan had. Tussen de bedrijven door is hij echter nog wel eventjes gepromoveerd, op een proefschrift over personeelsaandelen, Motivatie door Participatie. Die titel is tevens toepasselijk op de wijze waarop Allard met medewerkers omging. Hij gooide je in het diepe. Hij schoffeerde en inspireerde, ook zijn compagnons. Ups en downs. Het hart op de tong. Een kwajongen, maar ook een trouwe kerkganger. Dan weer zorgend als een sterke vader, dan weer dierbaar als een recalcitrant klein kind. Maar bovenal homo ludens: het leven was een speeltuin en wat was zijn enthousiasme daarover aanstekelijk.
Allard had een sterk gevoel voor rechtvaardigheid. Hij deed menige zaak voor niks of op basis van: ‘We zien later wel of je wat kunt betalen.’ Maatschappelijke misstanden, zoals de handel in vervangingsreserve bv’s, pakte hij met persoonlijke betrokkenheid aan. Toen een gedaagde in zo’n zaak zich erop beriep dat hij toch maar was geadviseerd door een fiscalist, graaide Allard tot ieders verbijstering de telefoon van het bureau van de president en belde het nummer van die fiscalist onder het uitspreken van de woorden: ‘Allemaal onzin. Dat nummer is gewoon van een flatje in Amstelveen waar nooit iemand de telefoon opneemt.’ Hij gaf vervolgens de hoorn aan de president die, helaas voor Allard, wel gehoor kreeg en slechts bedremmeld kon uitbrengen: ‘U spreekt met de president van de rechtbank. Wij wilden even verifiëren of dit uw telefoonnummer was.’ Allard kwam er mee weg. Hij kwam overal mee weg.

Arnold Croiset van Uchelen, adovcaat te Amsterdam

Advertentie