Jurjen Lemstra over code voor massaschade-industrie
Een keurmerk voor stichtingen moet de aanpak van massaschadezaken stroomlijnen. ‘Er zijn geen manieren om stichtingen aan te pakken die er een potje van maken.’
Voor Jurjen Lemstra, partner bij Pels Rijcken, was 2009 het jaar van de woekerpolissen. Samen met advocaat William Schonewille van BarentsKrans was hij betrokken bij vijf schikkingen met Nationale Nederlanden, Delta Lloyd, ASR, SNS Reaal en Aegon voor een totaalbedrag van € 2,5 miljard. Maanden lang dook hij onder in de wereld van de verzekeringen, letterlijk. ‘We hebben bedongen dat we eerst het vak wilden leren. Om tot een verantwoorde schikking te komen, moet je het product begrijpen.’
Een paar maal per week zat hij, samen met Schonewille en bestuurders van de stichting Verliespolis, op de kantoren van de verzekeraars om de deskundigen het hemd van het lijf te vragen. Weekendsessies waren er, avonden doorhalen die uitliepen tot diep in de nacht, niet zelden met vertegenwoordigers van het ministerie van Financiën erbij.
‘Het belang van de minister is gelegen in handhaving of herstel van het vertrouwen in de financiële sector; het algemeen belang is dus groot. En de aanwezigheid van het ministerie is een paar keer heel belangrijk geweest voor de onderhandelingen.’
Schrikbeeld
De ontwikkeling van de Nederlandse massaschadepraktijk wordt snel gespiegeld aan die in de Verenigde Staten. Daarover bestaan vertekende schrikbeelden, vindt Lemstra. ‘Het overheersende beeld is dat van de greedy advocaat die een groot percentage van de poet opstrijkt. Maar de andere kant van de medaille is dat Amerika met zijn juridische infrastructuur voor massaclaims lichtjaren op ons voorligt en dat er een heel effectief juridisch systeem is ontstaan. Natuurlijk, er zijn kantoren die doorslaan en via blackmailen alleen maar proberen zo veel mogelijk publicitaire druk te zetten, om zo bedrijven te dwingen tot een schikking te komen. Maar er zijn ook ongelooflijk veel voorbeelden waarin recht wordt gedaan. Terwijl de Nederlandse praktijk is dat er heel veel zaken blijven liggen, omdat niemand ze oppakt bij gebrek aan financieringsmogelijkheden en wettelijke instrumenten.’
Hoewel, geen instrumenten? De Wet collectieve afdoening massaschade in 2005 betekende een doorbraak. ‘De mogelijkheid om een schikking te treffen voor een grote groep gedupeerden en die verbindend te laten verklaren door de rechter, lost de helft van het probleem op,’ zegt Lemstra. ‘Waar bedrijven vroeger tien jaar procedeerden en zo probeerden de tegenpartij uit te roken, is dit een stimulans voor grote partijen om hun zaken te regelen en zo de reputatieschade te beperken.’
Blik met rechters
Aanvullend zou Lemstra graag zien dat er de wettelijke mogelijkheid komt om collectief een schadevergoeding te eisen, en dat de overheid het systeem van gefinancierde rechtshulp uitbreidt naar collectieve toepassingen. ‘De overheid zou haar verantwoordelijkheid moeten nemen en een collectieve financieringsmogelijkheid moeten creëren voor zaken waarin grote maatschappelijke belangen op het spel staan – zoals het faillissement van een bank, de woekerpolissen en straks misschien de pensioenen. Het is geen populaire boodschap, met een overheid die 35 miljard moet bezuinigen, maar je kon wel eens penny wise pound foolish bezig zijn als je er niet over nadenkt. Het kost veel meer als je partijen dwingt om tienduizend procedures te starten, waarvoor dan een enorm blik met honderd rechters moet worden opengetrokken. Waarom mogen duizend mensen wel individuele financiering aanvragen, maar mag dat niet als die duizend mensen zich efficiënt in een stichting of vereniging organiseren? Veel collega’s met mij willen zo’n stichting graag bijstaan voor hetzelfde uurtarief als waarvoor wij een individu bijstaan. Nu blijven veel zaken op straat liggen, waardoor geen recht wordt gedaan.’
Pionier
Lemstra heeft in de markt van de massaschadezaken altijd een positie als pionier gekozen. In 1999 pakte hij zijn eerste zaak aan: het Koersplan van verzekeraar Aegon, waarin een verborgen risicoverzekering zat verpakt. Maar inmiddels zijn ze niet meer alleen, de pioniers van de collectieve massaschade. Er melden zich steeds meer nieuwkomers op de markt. De eerste al jaren terug: de stichting Lipstick van advocaten Spong en Hammerstein bijvoorbeeld, die (tevergeefs) probeerde schadevergoeding los te peuteren voor gedupeerde Worldonline-beleggers. Recent sprongen vooral de taferelen in het oog rond het faillissement van de DSB-bank.
Lemstra is ervan overtuigd dat die ontwikkeling vraagt om regulering. ‘Na tien jaar pionieren is er voldoende knowhow in de markt en iedereen heeft gezien hoe het kunstje werkt. In het DSB-faillissement zie je een wildgroei. De consument is helemaal de weg kwijt. Het predicaat “onvoldoende capabel” kun je op een aantal claimstichtingen wel leggen: onvoldoende toegerust op het opzetten en een paar jaar volhouden van een procedure; een totaal gebrek aan transparantie als het gaat om belangen die spelen en beloningen. Op zich is het legitiem dat zich andere partijen melden die denken dat ze hier ook een boterham aan kunnen verdienen, maar de checks-and-balances ontbreken. Er zijn geen wegen om stichtingen aan te pakken die er een potje van maken en onvoldoende voorlichting geven om mensen duidelijk te maken wat zij van die stichtingen kunnen verwachten.’
Lemstra pleit daarom voor een claimcode die minimale waarborgen biedt voor een deskundige en transparante vorm van belangenbehartiging zonder winstoogmerk. Enkele voorwaarden: een goede, kritische raad van toezicht, een bestuur dat bestaat uit meer dan één persoon, met voldoende kennis en zonder belangenverstrengeling, en een adequaat financieel beheer. ‘De wet schrijft nu niks voor. Je kunt vandaag naar de notaris om voor € 800 een stichting op te richten. Daarna maak je een website en zeg je: betaal allemaal € 1000 en ik ga jullie probleem oplossen.’
Niet meer doen
Ook Lemstra leerde werkende weg. In de Dexia-zaak zat hij zelf nog in het bestuur van de stichting Leaseverlies die de belangen van de gedupeerden behartigde; een constructie die volgens zijn eigen code aan strikte voorwaarden gebonden zou moeten zijn. ‘Op die manier kan de schijn van belangenverstrengeling ontstaan, dus ik heb besloten dat niet meer te doen. Ik ben helemaal in het begin gepolst om zitting te nemen in het bestuur van de stichting Verliespolis, maar daartegen heb ik nee gezegd. Ik wilde graag meedoen, maar alleen als advocaat. Dat komt nu ook als aanbeveling in de concept-claimcode. Als een advocaat zitting neemt in zo’n bestuur, moet de voorwaarde zijn dat het kantoor geen financieel belang heeft bij het wel of niet slagen van de zaak.’
Lemstra wil met zijn claimcode de boer op. ‘We gaan wetenschappers, politici en het bedrijfsleven vragen wat ze ervan vinden, en dan die code net zo lang aanvullen tot er draagvlak is en partijen zeggen: “Dit is een nette set regels waar we professioneel de komende tien jaar mee in kunnen.” Intussen werkt de Europese Commissie hard aan een schadevergoedingsactie voor Europa, en dan zou de wetgever in Nederland kunnen zeggen: “Wij vinden het interessant om te experimenteren met een collectieve schadevergoedingsactie.” Maar die is dan voorbehouden aan stichtingen die, u raadt het al, voldoen aan die code.’
Schone sector
Nauwelijks had Lemstra eind 2009 de publiciteit gehaald met zijn plannen om tot regulering te komen, of op internetfora werd hem het verwijt gemaakt dat hij de markt waar hij zelf de afgelopen tien jaar de kost verdiende, voor zichzelf wilde afschermen. Lemstra: ‘Inderdaad, ik zeg dit als marktspeler. Mijn belang is dat de sector schoon is. Het is trouwens ironisch dat de stichtingen Woekerpolis en Verliespolis het verwijt wordt gemaakt dat ze voor een appel en een ei hebben geschikt, terwijl het de grootste schikkingen ooit zijn; schikkingen die zijn beoordeeld door de toezichthouders en waar meer dan 90 procent van de mensen zelf mee instemt.’
Het beeld dat de advocaten miljoenen opstreken in de massaschadezaken die zij behartigden, berust volgens hem op onwetendheid en sensatiezucht. ‘Dan belt RTL Nieuws met de vraag: hoe veel heeft de stichting eigenlijk uitgegeven, hoe veel zit er in kas en hoe veel hebben de advocaten gedeclareerd? Het bestuur van de stichting zegt dan: “Dat kunnen wij u niet melden. We hebben ook partijen die niet willen schikken. Als die zien hoe veel wij nog in kas hebben, kunnen ze simpel uitrekenen hoe lang ze het nog moeten volhouden.” De advocaten krijgen geen bonussen, geen percentages van het schikkingsbedrag, alleen het reguliere kantooruurtarief, en de gemaakte uren moeten de advocaten specificeren. Op dit moment zijn de schikkingen trouwens bijna klaar. Ikzelf zou geen enkel probleem hebben om de totaal gedeclareerde bedragen te openbaren. De cliënten, in dit geval de stichtingen, bepalen zelf of zij deze informatie op enig moment publiek maken of niet. Onze uurtarieven zijn trouwens bescheiden vergeleken bij wat de advocaten van de verzekeraars doorgaans rekenen. Hun uurtarieven lagen toch snel € 150 tot € 200 per uur hoger.’
Terecht of niet: het beeld van graaier is snel neergezet. In de aandelenlease-zaak werd Lemstra om die reden via internet met de dood bedreigd. ‘Dan kreeg je reacties als: “We steken een mes in je rug.” Helaas heb je altijd idioten die de anonimiteit van internet daarvoor gebruiken. Dat heeft tot gevolg gehad dat ik een geheim telefoonnummer heb moeten nemen.’
Zelfregulering
Ook de Orde heeft volgens Lemstra groot belang bij regulering van de massaschadepraktijk, omdat het imago van de advocatuur in het geding is. ‘Er zijn veel advocaten die zich vereenzelvigen met claimstichtingen. Een stichting is bedoeld om zonder winststreven een probleem op te lossen. Dat is ook de reden dat alleen stichtingen en verenigingen het recht hebben om een collectieve actie in te stellen. Maar wat gebeurt er nu? Een advocaat laat zich uitschrijven om de no cure no pay-regels te omzeilen en richt een stichting op met daarachter een bv, om daarmee allerlei acties te beginnen. Dat vind ik een avonturiersstichting die niets anders is dan een geldmachine voor de aandeelhouders van een bv.’
Zelfregulering is volgens Lemstra een goede opstap naar wetgeving. ‘We kunnen hier wel afgeven op Amerikaanse toestanden, maar bedenk dat het particulier initiatief de afgelopen tien jaar veel zaken heeft opgelost. De aandelenlease, de woekerpolissen – de overheid heeft dat niet opgelost. Misschien dat de politiek over vier jaar aan regulering toe zal zijn, maar dan zijn we wellicht tien debacles en een failliete stichting verder.
Lars Kuipers, redacteur