Het advocatentuchtrecht werkt naar behoren, vinden de dames van het hof: voorzitter Schouten en griffier Schouwink van het Hof van Discipline. Maar het kan altijd beter. En ze noemen de ideeën van Docters van Leeuwen ‘verfrissend’.

Van twee kanten wordt voorgesteld het toezicht op de advocatuur aan te passen. Op 5 maart 2010 stuurde minister Hirsch Ballin van Justitie een brief naar de Tweede Kamer waarin hij zijn ideeën ontvouwt over het toezicht op juridische beroepen, waaronder de advocatuur. En gisteren, 8 april, presenteerde Arthur Docters van Leeuwen zijn advies Het bestaande is geen alternatief, óók over het toezicht op de advocatuur. Beide stukken liggen bij Anja Schouten, voorzitter van het Hof van Discipline, en Inge Schouwink, griffier van het hof, op tafel. Dat wil zeggen: op het moment dat het Advocatenblad met hen sprak, was van het rapport van Docters van Leeuwen slechts een zeer korte samenvatting beschikbaar.

U houdt via de tuchtrechtspraak toezicht op de advocatuur. Werkt dat advocatentuchtrecht naar behoren?
Anja Schouten: ‘Wij zien natuurlijk alleen het laatste deel, wanneer er bij het hof wordt geprocedeerd. De toegang daartoe is wel gewaarborgd. Het Hof van Discipline doet jaarlijks zo’n driehonderd zaken, dat is al enkele jaren stabiel, ondanks de groei van de advocatuur. Maar het is denkbaar dat er met een aangepast systeem meer zaken bij de raden en het hof zouden belanden.’

Als u iets aan het toezichtsysteem zou mogen veranderen, wat zou dat dan zijn?
Inge Schouwink: ‘Ik denk dat je zou moeten beginnen bij de deken. Vooral dekens van de kleinere arrondissementen hebben een te klein bureau om goed proactief toezicht te houden. Een grote lokale orde heeft nu eenmaal meer geld omdat er meer advocaten bij zijn aangesloten, en dus heeft die orde meer middelen voor een goed bureau, met voldoende mensen die ook goed zijn opgeleid. Die kunnen beter de klachten behandelen en betere dossiers maken, wat uiteindelijk ons werk ten goede komt, en daarmee de tuchtrechtspraak als geheel.’
Schouten: ‘De gewone gerechten houden bijvoorbeeld klanttevredenheidsonderzoeken; wij doen dat niet. Dat is wel te verklaren: dergelijke onderzoeken zijn kostbaar en wij zijn een kleine organisatie met een beperkt budget. Docters van Leeuwen heeft al laten weten: het is niet meer van 2010 als je geen klanttevredenheidsonderzoeken houdt. Zo’n signaal van buiten nemen wij serieus. We gaan nu nadenken hoe we zo’n onderzoek kunnen financieren.’

De minister wil het toezicht uitgebreider in de wet vastleggen en transparanter maken. Wat vindt u daarvan?
Schouten: ‘De regels van het advocatentuchtrecht zijn al jaren slecht toegankelijk. Regels over toezicht staan verbrokkeld in de Advocatenwet en in verordeningen. Lang niet alle klagers zullen in de wet willen nalezen hoe het toezicht precies in elkaar zit. Maar voor degenen die dat wel doen, moet het transparant zijn. We horen weleens van dekens dat consumenten niet alleen over hun advocaat klagen, maar ook dat ze de regels niet weten te vinden.’
Schouwink: ‘Mede om die reden hebben wij op onze site www.hofvandiscipline.nl informatie beschikbaar gesteld en heeft de overheid de website www.tuchtrecht.nl gelanceerd, die overigens ook gaat over het tuchtrecht in andere beroepsgroepen. Op deze site, die in oktober 2009 is geopend, staan momenteel vierhonderd uitspraken van het Hof van Discipline. Langzaamaan worden we transparanter.’

De minister vindt ook dat het ‘nieuwe’ toezicht los moet staan van het tuchtrecht. Het tuchtrecht is immers repressief en, zoals de minister stelt, niet toereikend.
Schouten: ‘De minister gaat ervan uit dat meer toezicht leidt tot meer vertrouwen bij de consument in de beroepgroep en daarmee ook tot meer vertrouwen in het functioneren van de rechtsstaat. Dat delen wij. Wat hij bedoelt met de opmerking dat het tuchtrecht niet toereikend zou zijn, is niet duidelijk. Het feit dat het tuchtrecht nu afhankelijk is van de indiening van klachten maakt het tuchtrecht nog niet ontoereikend.’
Schouwink: ‘Het is eigenlijk niet vast te stellen of het tuchtrecht ontoereikend is, omdat er een dark number is. Dat betreft gedragingen die onder de noemer “onbetamelijk” vallen, maar die niet aan het licht komen – en niemand weet hoe groot dat dark number is. Als je een systeem kunt maken met actiever toezicht waaruit je kunt afleiden dat geen onbetamelijke gedragingen “blijven liggen”, zou dat mooi zijn. Dan leidt een beter toezicht tot een beter tuchtrecht.’

Hoe zou dat kunnen?
Schouten: ‘Dan kom je toch weer uit op de rol en positie van de deken. Een beter toezicht zou kunnen worden gerealiseerd wanneer dekens langer in functie blijven. Het duurt enige tijd voordat je goed in de vingers hebt hoe je het gedrag van advocaten moet beoordelen en hoe je met klachten moet omgaan. Als er te snel van deken wordt gewisseld, kan dat niet optimaal werken: kennis gaat te snel verloren. Maar beter tuchtrecht kun je ook bereiken wanneer dekens beter worden opgeleid en beter worden geëquipeerd – precies wat ook Hirsch Ballin en Docters van Leeuwen voorstellen. Nu worden dekens collegiaal door hun voorgangers ingewerkt en faciliteert de Orde dekendagen en kennisuitwisseling. Dat zou misschien wat intensiever kunnen.’
Schouwink: ‘Zowel Docters van Leeuwen als Hirsch Ballin stelt dat de informatievoorziening naar de burger beter kan. Met de websites van hof en raden en de database met uitspraken zijn we die weg al ingeslagen. In het verleden belde een deken nog wel eens naar de raad of het Hof van Discipline als hij met een bijzondere, weinig voorkomende zaak te maken kreeg. Bijvoorbeeld als een klager tijdens het traject overlijdt, wat gebeurt er dan met de procedure? Dat vind je nu in de database. Ook burgers kunnen die zaken en uitspraken inzien.’

Als het aan de minister ligt, moet de toezichthouder sommige overtredingen zelfstandig kunnen afdoen, bijvoorbeeld met een bestuurlijke boete of last onder dwangsom.
Schouten: ‘Een variant van die stelling hebben we besproken met Docters van Leeuwen. In het algemeen vonden we zijn ideeën verfrissend. We hebben twee uur met hem gesproken. Hij vindt dat de deken bepaalde sanctiebevoegdheden moet krijgen. Dat is denkbaar, maar wat ons betreft in slechts enkele gevallen. Bijvoorbeeld als het evident is dat een advocaat een bepaalde regel heeft geschonden. Neem de studiepunten die een advocaat elk jaar verplicht moet halen. Als hij dat aantal niet haalt, dan is dat een kwestie waarvan ik me kan indenken dat de deken deze zelfstandig afhandelt. Of wanneer een advocaat geen derdenrekening heeft of briefpapier hanteert dat niet aan de vereisten voldoet. De enige sanctie zal een dekenwaarschuwing kunnen zijn. Zwaardere sancties mogen wat ons betreft alleen worden opgelegd door de tuchtrechter. Anders kom je ook in de problemen met het EVRM. Aan het opleggen van genoemde sanctie door de deken moet wel de mogelijkheid van beroep op de tuchtrechter worden verbonden. Dus een soort Wet Mulder-traject.’

Er moet een onafhankelijke toezichthouder komen, binnen de NOvA. Maar de minister heeft nog niet gezegd hoe. Heeft u daar ideeën over?
Schouten: ‘Een externe toezichthouder binnen de Orde is moeilijk voor te stellen. De positie van de advocaat brengt mee dat staatstoezicht niet wenselijk is.’

En wat zijn uw ideeën over de toezichthouder die Docters van Leeuwen voorstelt?
Schouten: ‘De advocatuur moet goed functioneren, dus moet het toezicht op de advocatuur goed functioneren. Vooral de buitenwereld moet het vertrouwen hebben dat dit goed is geregeld. Van zo’n systeemtoezichthouder horen we graag wat we niet goed doen en hoe het beter kan.’
Schouwink: ‘Zo’n toezicht kun je, denk ik, vergelijken met een accreditatie of met een audit of met een keurmerk: de organisatie wordt doorgelicht, steekproefsgewijs worden er thema’s uitgelicht. Ze kunnen onderzoeken hoe het zit met de doorlooptijden of de wachtlijsten.’
Schouten: ‘Overigens: de doorlooptijden zijn hier zeer kort en wachtlijsten kennen we niet. Dat mag ook weleens worden gezegd.’

Docters van Leeuwen adviseert de raden en het Hof van Discipline uit te breiden met leken. Een goed voorstel?
Schouwink: ‘Vertrouwen in de tuchtrechtspraak is belangrijk. Toetreding van leken tot de tuchtrechtspraak kan zeker bijdragen aan dit vertrouwen. We hebben echter niet de indruk dat uitbreiding met leken nodig is om de tuchtrechtspraak te verbeteren.’
Schouten: ‘Ook moet er onderscheid worden gemaakt tussen raden en hof. Bij de raden nemen steeds vier beroepsgenoten deel aan de tuchtrechtspraak, bij het hof twee. Uitgaande van de vervanging van een advocaatlid door een leek – de tuchtrechtspraak moet wel EVRM-proof blijven – betekent dat zeker in hoger beroep een mindere inbreng vanuit de praktijk. En dat is niet bepaald gewenst.’

De minister wil een externe toezichthouder, Docters van Leeuwen wil een ‘wijs persoon’. Bij wie voelt u zich het beste thuis?
Schouten: ‘Docters van Leeuwen laat de wijze persoon over de schouder van de deken meekijken en controleert zo de deken. De minister gaat een stap verder: zijn toezichthouder kan alles controleren, met opheffing van de geheimhoudingsplicht. Wij voelen ons het meest verwant met de ideeën van Docters van Leeuwen. Het voorstel van de minister past niet bij het functioneren van de advocaat, die toch eigenlijk onafhankelijk moet kunnen opereren.’

Michel Knapen, journalist

Advertentie