In een echtscheidingsprocedure kunnen beide echtgenoten de rechtbank bij wijze van nevenverzoek vragen om voorzieningen te treffen voor de verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap of voor het verrekenen van inkomen of vermogen op basis van huwelijkse voorwaarden (op basis van art. 827 lid 1 sub b Rv). Er kunnen redenen zijn om in de echtscheidingsprocedure niet direct om de verdeling of verrekening te verzoeken. Partijen voeren overleg en willen de scheiding alvast laten uitspreken, er is onvoldoende duidelijkheid over de omvang van het te verdelen of te verrekenen vermogen of men is het simpelweg vergeten. Als in de echtscheidingsprocedure niet is verzocht om de wijze van bedoelde verdeling of verrekening vast te stellen, zal dit in een aparte procedure alsnog moeten. Welke rechtsingang moet dan worden gevolgd: de dagvaardings- of toch de verzoekschriftprocedure?
Artikel 677 Rv biedt uitsluitsel. Het spreekt immers over de vordering tot verdeling en het vonnis waarbij deze wordt toegewezen. De verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap dient dus via een dagvaardingsprocedure plaats te vinden. In het geval van een verrekening van inkomsten of van vermogen is art. 1:135 BW lid 2 van belang. Het verklaart de voor een verdeling van een gemeenschap geldende art. 677 tot en met 680 Rv van overeenkomstige toepassing op de verrekeningsprocedure. Deze dient dus eveneens met een dagvaarding te worden ingeleid. Of kan het ook anders? In de Memorie van Toelichting op art. 1:135 BW (Kamerstukken II 2000/01, 27 554, nr 3, p. 19) heeft de toenmalige staatssecretaris van Justitie aangegeven dat het wetsvoorstel ervan uitging dat procedures op het gebied van vermogensrechtelijke aspecten van het huwelijk door middel van een verzoekschrift worden ingeleid. Aanvankelijk ging de wetgever uit van een dagvaardingsprocedure, maar naar aanleiding van adviezen van zowel de Nederlandse Vereniging voor Rechtspraak als de Orde is op de verzoekschriftprocedure overgegaan. Ondanks het feit dat dit niet met zoveel woorden in de wet staat, kan een verdeling- of een verrekenprocedure dus zowel met een dagvaarding als met een verzoekschrift worden ingeleid.
Met name de verzoekschriftprocedure biedt veel voordelen. De behandeling vindt plaats in de familiekamer en niet in de handelskamer, zodat meer ter zake kundige rechters een zaak zullen behandelen. Dit gecombineerd met de regiezittingen die een aantal familiekamers binnen de rechtbank in het leven heeft geroepen, kan dit sneller leiden tot een verdeling of verrekening dan in het geval de rolprocedure gevoerd moet worden.
Een tweede voordeel schuilt in het verschuldigde griffierecht. In het geval van een handelszaak is men een vastrecht verschuldigd dat hoger wordt naarmate de omvang van de vordering groter is. Het vastrecht kan per 2010 oplopen tot H 4.951 voor de eisende partij. Op basis van het bepaalde in art. 2 Wet tarieven in burgerlijke zaken is ‘slechts’ een vastrecht van H 201 verschuldigd wanneer het verzoek betrekking heeft op een procedure die voortvloeit uit boek 1 BW, dus ook in het geval van een verdeling- of verrekenprocedure.
Er is dus alle reden om voor een verzoekschriftprocedure te kiezen bij de verdeling of verrekening los van de echtscheidingsprocedure.

Koert Boshouwers, redactielid

Advertentie