Nu Peter R. de Vries onlangs een uitspraak van de rechter naast zich neerlegde, komt de vraag op hoe rechters de hoogte van dwangsom en schadevergoeding bepalen. En moet je een zware crimineel rijk maken met een schadevergoeding?
In de zaak van Koos H. tegen Peter R. de Vries werd een dilemma rond de dwangsom en de schadevergoeding in privacyzaken zichtbaar, dat zich nog niet eerder zo scherp had afgetekend. De Vries zei dat hij de lage dwangsom in het eerste kort geding had opgevat als een signaal dat de rechter het niet zo erg vond als het verbod werd overtreden. En de tweede dwangsom was zo hoog, dat bij overtreding de krantenkop had kunnen luiden: ‘Peter R. de Vries maakt Koos H. miljonair.’
Er bestaat geen richtlijn, zelfs geen lijstje van mogelijke factoren waar rechters rekening mee houden bij het bepalen van de hoogte van een dwangsom, zo bevestigt mevrouw mr. August-de Meijer, vicepresident van de Rechtbank Almelo. De rechter maakt dus in elke zaak een eigen afweging. ‘Maar ik kan mij niet voorstellen dat een rechter een lage dwangsom zou opleggen omdat hij het in een bepaald geval niet zo erg vindt als het verbod wordt overtreden. Je wilt als rechter serieus genomen worden.’ Wel is denkbaar dat de rechter heeft laten meewegen dat men niet graag de beurs van een lustmoordenaar spekt. ‘Ik weet natuurlijk niet of de identiteit van de eiser in dit geval een rol heeft gespeeld, maar er staat nergens dat dat niet mag,’ aldus August de Meijer.
Bij de tweede veroordeling heeft de identiteit van Koos H. in elk geval geen rol meer gespeeld: de dwangsom ging van H 15.000 naar H 500.000. Kriek Wille, advocaat entertainment- en mediarecht bij Van Doorne in Amsterdam, ziet ook niet hoe je daar iets op zou kunnen afdingen. ‘Normaal gesproken probeer je als advocaat om een extreem hoge dwangsom omlaag te krijgen. Niet omdat je vindt dat het vonnis niet moet worden nageleefd, maar omdat er altijd iets mis kan gaan. De rectificatie verschijnt bijvoorbeeld door een fout bij de drukker een dag te laat. Maar als je cliënt willens en wetens een vonnis naast zich neerlegt zou ik daarna niet graag voor hem nog een verlaging van de dwangsom bepleiten. Je hebt voor altijd dat stempel: altijd een hoge dwangsom.’
Gemaakte winst naar gedupeerde…
Waar het met de dwangsom dus alle kanten op kan, ligt de schadevergoeding bij daadwerkelijke schending van de privacy onveranderlijk laag. In het theoretische geval dat Peter R. de Vries van tevoren geen ruchtbaarheid aan zijn onthullingen had gegeven, zou de kortgedingrechter er überhaupt niet aan te pas zijn gekomen. In dat geval had Koos H. alleen achteraf een schadevergoeding kunnen vorderen, die hooguit 5% zou zijn van de dwangsom van H 500.000 die de rechter in de tweede zaak aan het verbod heeft verbonden.
Quirijn Meijnen, advocaat bij Van der Steenhoven Advocaten en gespecialiseerd in auteursrecht en onrechtmatige perspublicaties, vindt dat slachtoffers van privacy-inbreuken er daarmee veel te bekaaid afkomen. ‘Het recht van burgers op privacy wordt nu niet effectief beschermd. Om je recht te halen moet je kosten maken die al gauw tegen de H 10.000 lopen, terwijl de vergoeding voor immateriële schade meestal niet boven H 3.000 uitkomt. De hoogste vergoeding die ooit is toegewezen bedroeg H 25.000.’ Meijnen pleit er daarom voor dat gedupeerden alle advocatenkosten én de met de inbreuk gemaakte winst kunnen opeisen. ‘In het intellectuele eigendomsrecht is dit ook zo geregeld, denk aan art. 1019h Rv en art. 27 Auteurswet.’
… of in een fonds?
Is Meijnen niet bang voor een claimcultuur, als de schadevergoeding wordt gerelateerd aan de commerciële slagkracht van de openbaarmaker? Een dergelijke constructie is misschien te billijken als het slachtoffer superberoemd is omdat hij iets heel goeds heeft gedaan. Maar wat als het gaat om iemand die berucht is omdat hij iets heel slechts heeft gedaan? ‘Je kunt je inderdaad afvragen of het altijd gewenst is dat alles naar de gedupeerde gaat. Je zou ook kunnen zeggen: er moet een fonds moeten komen waar die winst in wordt gestort. Dat geld kan dan gebruikt worden om de toegang tot het recht in andere gevallen te bekostigen. Waar het mij om gaat is dat de proceskosten van de gedupeerde worden vergoed, en dat de commerciële partijen die met een onrechtmatige publicatie geld verdienen de winst moeten afstaan. En je moet wel bedenken dat ook mensen die hoge vergoedingen krijgen liever hadden gehad dat de beelden niet waren uitgezonden. Als iets op internet staat, kom je er nooit meer vanaf.’
Trudeke Sillevis Smitt, redacteur