Jan Loorbach aangetreden als Algemeen Deken
Als er toch met goede reden gesnuffeld moet worden door het BFT, moet een vertrouwenspersoon met verschoningsrecht dat doen. En ‘meer communicatie’ met eenpitters is gewenst. En waarom zou de officier van justitie niet een treetje lager gaan staan in de rechtszaal? Dat zijn de boudste uitspraken van de nieuwe Algemeen Deken Jan Loorbach, die voorzichtig voor het voetlicht treedt.
De 2 meter 17 lange Loorbach bracht het jaren geleden tot basketball-international. Daarna begon een carrière als bobo, met als hoogtepunt de Olympische Spelen van 2000 in Sydney, waarbij hij chef de mission was. Zijn brood verdiende hij ondertussen in de corporate litigation praktijk van NautaDutilh. Van 1996 tot 1999 was hij Deken in Rotterdam, terwijl hij de Orde verder diende als lid van de Raad van Toezicht, het College van Afgevaardigden en in 2006 lid van de Commissie-Van Wijmen.
Op 1 januari jongstleden stapte hij uit het bestuur van NautaDutilh. ‘Ik ben nu nog slechts adviseur. Dat wil zeggen dat ik geen partner meer ben, geen omzet- en leverage-verplichtingen meer heb, maar nog wel gebruik kan maken van alle voorzieningen.’
Op een kleine praktijk na kan hij dus alle tijd vrijmaken voor het dekenaat. Tot de Orde-vergadering van november 2012 hoopt hij Algemeen Deken te blijven. ‘Dan ben ik ruim 65.’
Erin gevlogen
Traditioneel is de Algemeen Deken afkomstig uit de Algemene Raad. Loorbach komt van buiten. ‘Ik ben wat ze op mijn kantoor een horizontale invlieger noemen. Toen ik solliciteerde was er vanuit de Algemene Raad nog een kandidaat: Herbert Cotterell. Qua profiel waren wij heel verschillend. Daarom was het goed de keuze niet alleen aan de Algemene Raad over te laten. Vandaar het novum van de verkiezingen.’ Of de verkiezingen voor herhaling vatbaar zijn, laat hij in het midden. ‘Ik vind het wel plezierig om op deze manier in deze functie te komen na de gevoelige discussie over de vrijstelling voor de Law Firm School. Hoewel ik van een Law Firm School kantoor kom, ben ik toch gekozen. Anders was het veel minder prettig geweest.’
‘In het algemeen’ vindt Loorbach dat de inhoud van de beroepsopleiding zo goed mogelijk moet passen bij de werkomgeving. ‘Er zal in de beroepsopleiding veel flexibiliteit moeten worden geboden. De Commissie-Kortmann zal met een voorstel komen over de beroepsopleiding en de hele stagescholing. Als Algemene Raad kijken wij wat wij met dat voorstel willen. Het is goed dat dit van buitenaf komt. Dat is anders dan wanneer iemand uit kamp A of kamp B iets voorstelt.’
Dat een groepsvrijstelling voor leerlingen van kantoorklasjes zal leiden tot een kloof in de advocatuur gelooft hij niet. ‘Ik denk niet dat het om een kloof tussen grote en kleine kantoren gaat. Het hangt meer samen met specialismen. Met generalisten winnen wij de oorlog niet meer.’
Corrigeren
Met Loorbachs missie zullen weinigen het oneens zijn: ‘De Orde goed laten functioneren ten behoeve van de rechtspleging en de rechtzoekende.’ Daarbij wil hij ook aandacht schenken aan zaken die zich buiten de aandacht van de media afspelen. Het eerste dat hij daarbij ter sprake brengt is de vakbekwaamheid van advocaten. Daarvoor bestaat nu een raamverordening. Die verordening zal onder meer worden ingevuld met regels die meer toezicht op de kwaliteit van de beroepsuitoefening door eenpitters en kleine kantoren mogelijk maken.
‘Ik zeg niet dat zij het niet goed doen. Je hebt onafhankelijke geesten die prima presteren. Maar ik denk wel dat eenpitters en kleine kantoren geholpen zijn met georganiseerde feedback. Het blijkt dat een omgeving waar je kunt klankborden en waar je dat ook systematisch doet, kwaliteitsverhogend werkt. Eenpitters worden nu niet gecorrigeerd als zij wegzakken. Diana de Wolff zal als lid van de Algemene Raad een systematisch klankbord ontwikkelen. We blijven een organisatie van zelfstandige ondernemertjes die je niet al te veel wetten kunt voorschrijven. Maar er moet meer mogelijk zijn op het punt van feedback en communicatie.’
Regelgevende Raad
De agenda van zijn ambtsperiode zal deels worden bepaald door de uitkomst van nog twee andere onderzoeken. Dat van Arthur Docters van Leeuwen, begin april, over het toezicht op advocaten en het tuchtrecht. En dat van Toon Huydecoper, begin van de zomer, over de bestuurlijke structuur van de Orde.
Het informele toezicht door de lokale dekens met de mogelijkheid een formele klacht in te dienen, werkt volgens Loorbach goed. Wel ziet hij een ontwikkeling van een vertrouwens- naar een toezichtsmaatschappij. Wellicht dat Docters van Leeuwen daarom een vorm van extern toezicht op de advocatuur zal voorstellen. ‘Misschien kun je dat als advocatuur niet tegenhouden. Maar als het voorstel heel ver gaat, zullen wij grondig moeten praten met de lokale dekens, de afgevaardigden en misschien de specialisatieverenigingen.’
Loorbach verwacht nieuwe inzichten en voorstellen over de bestuurlijke structuur van de orde. Bijvoorbeeld over de verhoudingen in het College van Afgevaardigden. Dat Middelburg bijvoorbeeld evenveel afgevaardigden heeft als Amsterdam is een discussiepunt. ‘Maar u zult mij als Rotterdammer niet horen zeggen dat ik graag vijftig Amsterdammers in het College van Afgevaardigden wil zien. Ik zeg ook niet dat wij slaafs de nieuwe gerechtelijke indeling moeten volgen. Maar het heeft wel een zekere logica om dat te doen.’
In 2006 stelde de Commissie-Van Wijmen voor een Regelgevende Raad in te stellen, waarin de Orde samen met buitenstaanders beroepsregels uitvaardigt. De Orde noch de minister van Justitie had er behoefte aan. Als oud-commissielid betreurt Loorbach de spontane abortus van dit voorstel niet. ‘Ik vind het niet gepast om te zeggen hoe de hazen binnen de commissie liepen. Het idee was geïnspireerd op de ontwikkelingen in Engeland waar de regelgeving en de belangenbehartiging zijn gescheiden.’ Loorbach vindt beide taken goed te combineren en houdt de regelgeving het liefst binnen de Orde, terwijl de minister de verordening achteraf kan toetsen. ‘Bij de wijziging van de Advocatenwet neigt de wetgever naar preventieve toetsing. Daar hebben wij ons altijd tegen verzet.’
Invallen en taps
Het kan soms geen kwaad als de Orde een beetje meebeweegt met de aanvallers van het verschoningsrecht. ‘Het Hof van Discipline heeft weerlegd dat het BFT een advocatenkantoor mag binnenvallen. Maar als er toch met goede reden gesnuffeld moet worden, zou een vertrouwenspersoon dat moeten doen: een advocaat met verschoningsrecht. Als die dingen aantreft die niet onder het verschoningsrecht vallen, zal de advocaat die moeten verstrekken. Maar we moeten wel uitkijken voor precedenten. De politiek zegt: “Als de cliënt niets te verbergen heeft, is er niets aan de hand”. Maar ik denk dat er zo veel fiscale inkeerders zijn geweest omdat cliënten met zwart geld rustig met een advocaat konden praten over de gevolgen van de inkeer. Het verschoningsrecht beschermt dus niet alleen de cliënt, maar is ook algemeen maatschappelijk nuttig.’
Het aftappen van geheimhoudersgesprekken tegengaan blijft nog lastig. ‘Het is op gemengde kantoren lastig geheimhouders en niet-geheimhouders te scheiden. Er is geen simpele oplossing voor. Het is veel te beperkend als advocaten alleen met een bepaald mobiel toestel vrijuit met hun cliënt kunnen bellen.’ Loorbach wil constructief blijven overleggen met het ministerie van Justitie over een niet al te dure technologische oplossing die de vertrouwelijkheid van de gesprekken waarborgt. Eenvoudig is dat niet. ‘Criminelen kunnen bijvoorbeeld bellen via de computer zonder dat ze kunnen worden afgeluisterd.’
De advocaat die om religieuze redenen weigert op te staan voor de rechter levert in de ogen van Loorbach ‘veel gedoe’ op voor een enkel incident. Hij voelt er persoonlijk weinig voor een regeling te maken voor zo’n uniek geval. Wel moet er een regeling komen voor religie in de rechtszaal en de bejegening van togaberoepen. Loorbach heeft inmiddels met vertegenwoordigers van de rechterlijke macht gepraat over de wellevendheid die advocaten en magistraten tegenover elkaar in acht moeten nemen. ‘Moet het OM niet letterlijk een treetje lager gaan staan, op hetzelfde niveau als de advocaat?’ Het is een gedachte die Loorbach pal voor het gesprek met de magistraten invalt. Net als de typering voor de officier van justitie die partijdig is in plaats van magistratelijk: ‘Die is eigenlijk een soort Cohen-advocaat.’
Imago
Dat sommige mensen en bedrijven de advocaat te duur vinden, is volgens Loorbach ‘onoplosbaar’. Het is ‘sneu geld’ dat mensen liever ergens anders aan uitgeven. Terwijl de rechtzoekenden die niet in aanmerking komen voor gefinancierde rechtsbijstand weinig te verwachten hebben in het huidige tijdsgewricht met nakende bezuinigingen.
De animo onder advocaten voor de sociale advocatuur ziet Loorbach niet teruglopen. ‘Bij de recente presentatie van een boekje over sociale advocatuur zag ik niet alleen veel oudgedienden die goed terecht zijn gekomen, maar ook veel studenten die er kennelijk belangstelling voor hebben.’ Dat grote kantoren zich meer op de pro bono-praktijk zouden moeten storten, vindt hij onwenselijk. ‘Daar hebben ze geen verstand van.’
Lex van Almelo, journalist