De president van de Algemene Rekenkamer, drs. Saskia Stuiveling, nam het eerste exemplaar van de Stand van de Advocatuur 2010 in ontvangst en merkte direct fijntjes op dat de lijstje niets over de kwaliteit van de advocatuur zeggen, ‘zeker niet wanneer ze intern worden opgesteld’. Belangrijker vindt zij de blik van buitenstaanders op de advocatuur. In dat kader hoopt ze dat de advocatuur signalen van buiten tot zich door laat dringen. Als vice-voorzitter van de (grotendeels externe) Raad van Advies van de Orde – volgens haar ‘de buitenboordmotor van de Orde’ – hoopt zij dat de advocatuur voldoende duwtjes in de goede richting krijgt.
Stuiveling verwees naar de zorg- en onderwijssector, waarin het inmiddels gewoon is dat visitatie- en inspectierapporten (over scholen, ziekenhuizen, verzorgingstehuizen) worden gepubliceerd. De ranglijsten die op basis daarvan gemaakt worden komen de transparantie en vergelijkbaarheid binnen de branche ten goede. Immers: ‘Voor de buitenwacht gaat het niet alleen om wie de beste is, maar ook wie je het best kunt mijden’. Misschien worden onder druk van de publieke opinie ook de beoordelingen en de lijstjes over de advocatuur openbaar. Met een knipoog naar de inspectierapporten over de Nederlandse verzorgingstehuizen onderstreepte zij dat de buitenwacht ook wil weten ‘hoeveel pyjamadagen de Nederlandse advocatuur kent’.
Gezien het recente onderzoek van de Universiteit Groningen, vallen de toegankelijkheid, vindbaarheid en klantvriendelijkheid van de advocaat behoorlijk tegen. De advocatuur moet zelf aan de slag om dit beeld te veranderen, aan de hand van het Groningse onderzoeken of de aanbevelingen van Docters van Leeuwen. Het is volgens Stuiveling beter om zelf de baas over de verandering te zijn, dan dat deze extern wordt opgedrongen.
Vóór deze – wijze – woorden van Stuiveling had Pablo van Klinken, directeur KSU, de middag jolig ingeleid. Zijn boodschap was dat de advocatuur er anno 2010 goed voorstaat: ondanks de teruggelopen transactiemarkt bieden de insolventierecht-, de arbeidsrecht- en de procespraktijk meer werk dan voorheen. Bij thuiskomst viel dit optimisme van Van Klinken overigens moeilijk te rijmen met de kop in het economiekatern van NRC Handelsblad diezelfde middag: ‘Grote advocatenkantoren krimpen door crisis’, een bericht dat was gebaseerd op een persbericht van Van Klinkens eigen KSU.
Vroege dood
Na Stuivelings voordracht vond een paneldiscussie plaats, die qua tijdsduur maar niet qua inhoud de hoofdmoot vormde van de middag. Drie advocaten en een bedrijfsjurist bespraken de kansen en bedreigingen in de advocatuur na de kredietcrisis. De ‘discussie’ (aldus het programma) liep over twee sporen, die weinig met elkaar van doen hadden, behalve dat ze waren uitgezet door oud-deken Leo Spigt. Het eerste spoor, de invloed van de ideeën van Susskind over innovatie in de advocatuur op de advocatenpraktijk, kwam weinig uit de verf en stierf een vroege dood met de opmerking van panellid Richard Klatten (Kennedy Van der Laan), dat weliswaar advocaten behoudend zijn, maar dat de meeste bedrijfsjuristen nog veel conservatiever zijn, omdat zij afkomstig zijn van de ouderwetse advocatenkantoren.
Het tweede spoor zag op een mogelijk equivalent van de gefinancierde rechtshulp, die overigens volgens Leo Spigt voor particulieren nu goed loopt, tenzij er iemand ‘aan de knoppen zit’ om nieuwe bezuinigingen door te voeren. Hij pleitte voor rechtshulp voor mkb’ers, die een gewoon advocatentarief niet kunnen betalen. Van de populatie van 7000 toevoegingsadvocaten zouden er 3000 aan de slag moeten om voor een uurtarief van H 100 mkb’ers te helpen. Daarop haastten Bas-Boris Visser (Clifford Chance) en Richard Klatten zich om te zeggen dat hun respectievelijke kantoren gráág maatschappelijk verantwoord bezig zijn en dus mensen ter beschikking stellen voor dergelijke initiatieven.
Kort daarna relativeerde Visser zijn gretigheid met de opmerking dat de Clifford-stagiaires alleen inzetbaar zijn op terreinen waarin ze zijn opgeleid en dus ‘een familiezaak gewoon ontzettend slecht zouden behandelen’. Fred van der Drift, bedrijfsjurist bij Siemens, relativeerde het hele stelsel en zei dat er in de Nederlandse rechtshulp sprake is van klassenjustitie. Terwijl in de gezondheidszorg niet acceptabel wordt gevonden dat de (inmiddels: spreekwoordelijke) ziekenfondspatiënt alleen bij de huisarts terechtkan en de beter verzekerde patiënt een specialist mag raadplegen, bestaat door het uitgeklede systeem van gefinancierde rechtshulp en de hoge tarieven in de commerciële advocatuur wel degelijk een verschil in de toegang tot het recht. Zo eindigde het gesprek over gefinancierde rechtshulp – in een zaal waarin vooral vertegenwoordigers van de commerciële advocatuur zaten.
Zandlopers
De beste patroon was toen aan de beurt: mr. Bisschop van Dommerholt advocaten (zie het vorige nummer van dit blad voor een interview met hem) ontving de prijs uit handen van landelijk deken Jan Loorbach. En ter afsluiting vond de jaarlijkse prijsuitreiking van ‘de gouden zandlopers’ plaats. Helaas werd niet duidelijk hoe de jury én de bezoekers van advocatie.nl tot het bepalen van het ‘meest innovatieve advocatenkantoor (Kennedy)’, het ‘meest veelbelovende startende advocatenkantoor (Six)’ en de ‘meest veelbelovende jonge advocaat (Sophie Prent)’ waren gekomen. Een gemiste kans. Andere prijzen worden op basis van de statistiek (de lijstjes!) toegekend, waaronder het ‘snelst groeiende kantoor’ (Teekens Karstens) en het ‘kantoor met de meeste vrouwelijke compagnons’ (Pels). Geestig was dat niemand van ‘het grootste kantoor’ (De Brauw) bij de prijsuitreiking aanwezig was. Wat zegt dit over het belang van lijstjes?
Leonie Rammeloo, redactielid