Het komt een beetje pijnlijk over: in het rapport EU Procedural Rights in Criminal Proceedings lijkt Nederland binnen Europa te vallen in de categorie bananenrepubliek – tenminste, waar het aankomt op elementaire proceswaarborgen. Nederland is een van de weinige lidstaten die weigert te garanderen dat een raadsman de verdachte kan bijstaan tijdens het politiever-hoor en ook de onmiddellijke toegang tot een raadsman is pas sinds kort mogelijk omdat het EHRM daarover een uitspraak heeft gedaan in de Salduz-zaak. Maar het waren andere zaken die de Maastrichtse professor strafrecht Taru Spronken verbaasden:’De politie in Frankrijk hoeft de verdachte niet te wijzen op zijn zwijgrecht, dat zwijgrecht is daar sowieso niet wettelijk vastgelegd. Dat is wel zeldzaam, hoor.’

Geen kratjes bier
In opdracht van de Europese Commissie onderzocht Spronken met collega’s Gert Vermeulen, Dorris de Vocht en Laurens van Puyenbroeck de status van vier proceswaarborgen in Europa: het recht op geïnformeerd te worden, het recht op juridisch advies, recht op juridische bijstand en het recht op een tolk. Aanleiding voor de Europese Commissie om dit rapport te willen, vormt de steeds verdere vervaging van nationale grenzen, ook binnen het strafrecht. Het Europees Arrestatiebevel maakt mogelijk dat verdachten heel gemakkelijk worden overgeleverd naar een andere lidstaat om daar terecht te staan. ‘Vergelijk het met het vrije verkeer van goederen; alleen hebben we hier te maken met ménsen die rechten hebben, in plaats van kratten bier.’
Het grootste probleem is dat de meeste landen de procesrechten uit het EVRM dat een ‘fair trial’ eist, marginaal interprete-ren. De Europese Commissie wil een minimumkader scheppen voor procedurele waarborgen. Sinds 2003 wordt onderhandeld over deze minimumrechten voor verdachten, maar de lidstaten zijn tot nu toe niet tot een compromis gekomen – niet in de laatste plaats door Nederland, dat blijft dwarsliggen om een advocaat toe te laten tot het politieverhoor.

Recht op advocaat – maar wannéér?
Menig lidstaat pareert de roep om universele waarborgen met ‘we hebben toch het EVRM?’ Ja, zegt Spronken, ‘maar hoe zijn die EVRM-waarborgen feitelijk geïmplementeerd? Daarover gaat dit onderzoek.’ Resultaat: het is een ratjetoe. Krijg je in een land wel meteen een advocaat toegewezen, dan is het niet geregeld hoe die advocaat betaald moet worden; heb je recht op bijstand van een tolk, dan is het weer niet geregeld dat dat ook geldt voor de gesprekken met de advocaat. Een veelheid aan diagrammen geeft een heldere illustratie hoe gedifferentieerd de rechtssystemen binnen de EU in elkaar zitten.
Neem nou de informatie over verdedigingsrechten. ‘Dat wordt overigens niet gegarandeerd in het EVRM, maar veel landen bieden de verdachte wel een soort brochure aan.’ Spronken toont een map met voorbeelden van zulke ‘letters of rights’. Die blijken nogal uiteen te lopen in hun opvatting van communicatie: de Poolse versie is een hermetisch drukschrift vol wetsbepalingen en voetnoten, terwijl justitie in Spanje voor hun Nederlandse vertaling lijkt te hebben volstaan met een vertaalrobot; een onleesbaar en lachwekkend lijstje ‘rechten’ is het resultaat. ‘
Eigenlijk is vooral Engeland en Wales een voorbeeld van hoe het zou moeten’, zegt Spronken. Ze toont het A4’tje dat de verdachte daar in de hand gedrukt krijgt. ‘You have the right to a solicitor. It is free’, leest het blaadje. Geen misverstanden dus. ‘En via internet worden die rechten in 46 talen voorgelezen.’ Dolgraag zou Spronken zo’n blaadje ook in Nederland introduceren. Hoe moeilijk is het om zulke papiertjes in de EU te ver-spreiden? Ze weet het antwoord eigenlijk al; er zal in de lidstaten geen consensus komen over de tekst. Dat de verdachte recht heeft op een advocaat, daarover is men het wel eens. Maar wanneer? Een compromiszinnetje als ‘u heeft spoedig recht op een advocaat’ maakt het voor de verdachte ook niet duidelijker.

Geen uniform strafproces
Het kan toch niet zo ingewikkeld zijn om procesrechten binnen de EU te harmoniseren? ‘Probleem is’, zegt Spronken, ‘dat het strafproces heel cultureel bepaald is. Een uniform of geharmoniseerd Europees strafproces zie ik dan ook niet zo gauw komen – om niet te zeggen nooit. Want zou Nederland bijvoorbeeld de juryrechtspraak uit Groot-Brittannië willen overnemen? Lijkt me niet. Daarnaast willen de overheden hun opsporing efficiënt regelen zonder al te veel lastige rechten van verdachten. En ten slotte is er de weerzin tegen een hoge macht in Brussel die wel even zal bepalen hoe een land zijn strafproces inricht.’ De diversiteit in rechtssystemen is de oorzaak dat het Hof in Straatsburg meestal geen uitspraak doet of een strafproces als zodanig in overeenstemming is met het EVRM. Bij het Salduz-arrest zie je wat dit betreft een koerswijziging. ‘Dat heeft er vooral mee te maken dat vooronderzoek in alle processystemen steeds belangrijker wordt. Bewijs wordt niet op de zitting, maar in het vooronderzoek door de politie verkregen. Dat speelt voor Straatsburg een rol om nu toch de verdachte tijdens het politieverhoor meer in bescherming te nemen.’

Olga van Ditzhuijzen, journalist

Advertentie