Tegen het eind van de film Mugabe and the White Man gebeurt waar je al de hele film bang voor was: de 78-jarige hoofdrolspeler Mike Campbell, zijn vrouw en hun schoonzoon worden op gruwelijke wijze in elkaar geslagen door aanhangers van Zanu-PF, de partij van de Zimbabwaanse president Robert Mugabe. Van Campbell worden alle vingers gebroken, zijn schoonzoon loopt ernstig hoofdletsel op.
Campbell is een witte Afrikaanse boer die zijn land in 1984 kocht van de Zimbabwaanse overheid. Diezelfde overheid dreigt nu zijn land af te pakken, alleen omdat hij wit is. Campbell weigert mee te werken aan het omstreden landonteigeningsprogramma van Mugabe en daagt hem voor het tribunaal van de South African Development Community, dat mede door Zimbabwe werd opgericht. Maar Mugabe is niet van plan voor dit internationale rechtscollege te buigen: zijn advocaten traineren de zaak uitentreure en verlaten zelfs demonstratief de rechtszaal als hen een zoveelste verzoek om uitstel wordt geweigerd. Politieke leiders als Mugabe lijken nog altijd te denken dat ze boven de wet staan.
Dat Campbell zijn zaak uiteindelijk wint is wellicht gedeeltelijk te danken aan de beelden van de mishandelde oude man en zijn familie die in de rechtszaal worden vertoond. En de film won vorige week de Camera justitiaprijs op het Movies that Matter Festival in Den Haag. De film toont hoe fragiel het internationale strafrecht nog maar is.
Gesloten enveloppen
Een andere film op dat festival liet zien dat het met de equality of arms bij een internationaal tribunaal niet per se goed gesteld is. War Don Don (‘de oorlog is voorbij’) van de Amerikaanse jurist en filmmaker Rebecca Richman Cohen volgt het proces van Issa Hassan Sesay, voormalig strijder van het Revolutionary United Front (RUF), een rebellenleger zonder duidelijke ideologie dat in de jaren 1991-2002 een bloederige burgeroorlog ontketende in Sierra Leone. Het RUF dwong de bevolking tot slavernij in de diamantmijnen, ronselde en drogeerde kindsoldaten, en was berucht om het afhakken van handen en voeten. Sesay heeft zich overgegeven aan het tribunaal als deel van vredesonderhandelingen en hoopt om die reden strafvermindering te krijgen – tevergeefs.
De rule of law blijkt iets te kosten. In een straatarm land als Sierra Leone is de instelling van een internationaal tribunaal niet zonder economische betekenis. De totale kosten van het Hof zijn 225 miljoen dollar, betaald door de VN. De lokale bevolking verwelkomt het tribunaal ook om die reden: met de komst van het SCSL zullen ook de NGO’s terugkeren naar Sierra Leone, waardoor de economische situatie zal verbeteren. Maar het ruime budget van het tribunaal wordt door de aanklagers van het tribunaal ook gebruikt om de getuigen à charge schadeloos stellen voor hun medewerking aan het proces. Gesloten enveloppen gaan van hand tot hand en niemand weet wat erin zit. Wayne Jordash, advocaat van Sesay, stelt deze praktijk aan de orde bij de rechters maar krijgt meermalen nul op het rekest. Schadeloosstelling van de getuigen is niet meer dan een procedure waar niks achter zit, vinden de rechters.
‘Zou jij veroordeeld willen worden op grond van een getuigenis die op die manier is verkregen?’, vraagt Jordash retorisch. Wat opdoemt is een beeld van een tribunaal dat drijft op de gedrevenheid van de aanklagers: een gezelschap oudere, blanke heren die tegen elke prijs ‘gerechtigheid’ komen brengen. De vraag of het internationale strafrecht met die praktijk gediend is, wordt terecht gesteld.
Tatiana Scheltema, Orderedacteur