Om jezelf te zijn, moet je anders zijn dan anderen. Immers, in onderscheid kom je tot leven. Maar wil dat verschil een zekere status opleveren, dan moet het wel gunstig uitpakken. En daarmee wordt tegelijkertijd een referentiegroep verondersteld. Want ‘gunstig’ is een kwalificatie van, zoals dat heet, een relevante ander. Een rechter die recente jurisprudentie trotseert, heeft mede een groep op het oog, die zal zeggen: ‘Bravo, je mag er zijn!’
Mr. Taco van der Veer was afkomstig uit een ander arrondissement. Een energieke advocaat van een jaar of dertig. Hij kwam wat aarzelend binnen en ging zitten op de plek waar normaal de verdachte zit. De rechtbank veroorloofde zich onmiddellijk een grapje door vast te stellen dat de raadsman zich duidelijk bevoegd achtte om namens de verdachte op te treden. Maar mr. Van der Veer bleek geen man van kleine grapjes. Hij had een zekere schroom over zich, die, zo bleek in de loop van de zitting, niet zozeer aangedreven werd door onzekerheid, als wel door ernst. Hij ging eerder tastend dan stellig door het leven, kennelijk in het besef dat de tijd de reikwijdte van vrijwel elk oordeel onder druk zet.
Hij was bezorgd dat zijn cliënt een afstandsbriefje had getekend. Hij had hem de dag tevoren nog in het Huis van Bewaring opgezocht, en toen was van een voorgenomen afwezigheid op de zitting geen sprake. Maar nu de cliënt er niet was, had hij de gelegenheid om de rechtbank, zij het met de nodige terughoudendheid, een dilemma voor te leggen. Hij zou, dat kon hij op de voorhand wel meedelen, onder aanvoering van wet en jurisprudentie vrijspraak bepleiten. Maar de cliënt was dakloos, en vanwege diverse persoonlijkheidsstoornissen moeilijk te handhaven in de nachtopvang. Vrijspraak zou betekenen dat de cliënt de sneeuw ingestuurd zou worden. Nu had mr. Van der Veer bij een eerder bezoek wel wat oude kleren uit zijn eigen garderobe meegenomen, maar gerust was hij er niet op. Het was de vraag of hij zijn cliënt de aanhoudende kou kon aandoen.
Om tijd te winnen vroeg de rechtbank aan de officier van justitie wat haar visie was. Zij deelde mee dat het dilemma voor haar niet leefde, aangezien zij ervan overtuigd was dat de verdachte veroordeeld zou worden. De behandeling van de zaak werd doorgezet. Mr. Van der Veer had zich goed voorbereid. Een pleitnotitie met een verweer in diverse lagen, primair, subsidiair et cetra, voorzien van bijlagen met recente literatuur, legde hij over. De verdachte was een man die scheldend door het leven ging, en de dynamiek van zijn schelden werd ernstig versterkt als de verdachte een uniform zag. Daar ging het om. Maar niet alles is, wat het lijkt. Ook in dit geval. De verdachte werd vrijgesproken.
Mr. Van der Veer incasseerde de vrijspraak met een frons, en verliet de zaal. Er viel een stilte. De officier keek dromerig voor zich uit. ‘Wat een buitengewoon aardige man’, zei ze, meer tot zichzelf dan tot anderen. Ze gunde hem de vrijspraak, dat was duidelijk. Ze was gewend aan advocaten die gehaast en gehaaid door het leven gaan, bozig en intimiderend. Temidden van dit gezelschap was mr. Van der Veer een witte raaf. Maar in de natuur is de kleur wit wel erg onderscheidend. In de struggle for life heeft een witte raaf een geringere kans op overleving. Misschien poneerde ik wat te stellig dat onderscheid tot leven brengt. In ieder geval bracht de raadsman de officier tot leven. En dat is al heel wat. Of de cliënt de advocaat heeft overleefd, dat moet natuurlijk nog worden afgewacht.
Jan van der Does