Geachte heer de ex-Deken,
Ik las uw interview in het maartnummer van Mr. Wat moeten uw vijf jaren in de Algemene Raad zwaar geweest zijn. Waarom hebt u dat uzelf aangedaan als u op het moment van toetreden tot de Algemene Raad zo’n negatief beeld van uw vakbroeders en-zusters had?
Hoe kunt u in zulke algemene termen een veroordeling van de advocatuur uitspreken als duizenden advocaten zich dagelijks uit de naad werken tegen vergoedingen van de Overheid die alles behalve marktconform te noemen zijn? Hoe kunt u met droge ogen beweren dat uw vakbroeders geen oog hebben voor de ontwikkelingen die in de samenleving gaande waren?
Dat de advocatuur binnen de samenleving niet kan rekenen op grote appreciatie is van alle dag, dat is niet alleen van de laatste vijf à zes jaar. Als dat beeld de laatste vijf jaren alleen maar slechter is geworden, dan hebt u zich dat als prominent lid van de Algemene Raad ook zelf aan te trekken. Uw constatering dat de verhoudingen tussen de Raad en het College van Afgevaardigden op enig moment niet goed waren lijkt een correcte. Spijtig dat u niet de moeite neemt op die constatering een analyse los te laten. Uw koppeling aan de discussie over de Law Firm School is in ieder geval onjuist. De discussie was namelijk geen krachtmeting met de Algemene Raad, aan de discussie lag oprechte zorg van een groot gedeelte van het College van Afgevaardigden ten grondslag.
De stroperigheid over de besluitvorming door het College van Afgevaardigden wordt met name veroorzaakt door het talloze aantal voorstellen die niet of slecht voorbereid en op het laatste moment door de Algemene Raad aan het College worden gedaan, het College heeft onvoldoende informatie, de plannen blijken onvoldoende doordacht, de Algemene Raad neemt voorstellen terug en brengt ze later weer in.
Over de opleiding van advocaten, met name de beroepsopleiding, doet u opvallende uitspraken. U zult zich mogelijk nog herinneren dat het College met enige regelmaat aan de Algemene Raad vroeg of het voornemen bestond om de beroepsopleiding extern onder te brengen. Te vuur en te zwaard bestreed de Algemene Raad die conclusie. Daarom roept ook het laatste gedeelte van uw interview irritatie op. U hebt richting het College van Afgevaardigden geen open kaart gespeeld. Wat u betreft mag de beroepsopleiding extern worden ondergebracht. Spijtig dat u eerst na uw aftreden als Deken daar melding van maakt.
Spijtig dat u aan het eind van uw dekenaat een dergelijk afscheidsinterview hebt gegeven en spijtig te moeten constateren dat het dekenaat voor u zo’n kwelling is geweest.
Het ga u goed.
Juste Lang, advocaat te Waalre en lid van het College van Afgevaardigden