De recensent van het boek 35 jaar sociale advocatuur (R. Klomp: ‘Een short-cut naar de macht’, in Advocatenblad 2010-4, p. 163) maakt een denkfout die om een weerwoord vraagt. Die denkfout houdt in dat je het bestaansrecht van de sociale advocatuur zou kunnen aflezen aan het carrièreverloop van degenen die het op de kaart hebben gezet. Klomp somt dat verloop netjes, maar enigszins selectief, op. Peter Ingelse is sinds kort voorzitter van de Ondernemerskamer, Pieter Boeles en Theo de Roos zijn hoogleraar op hun vakgebied en ondergetekende is ook al ‘inmiddels keurig’ hoogleraar sociale rechtshulp. Het woord ‘inmiddels’ maakt me wel nieuwsgierig naar mijn kennelijk minder keurige verleden, maar daar kan ik wel mee leven. Net als het feit dat Klomp mijn voornaam verbastert tot Miep.
Kwalijker vind ik zijn suggestie dat de sociale advocatuur iets van vroeger is, omdat de initiatiefnemers hun inzet en kwaliteiten niet hun hele werkende leven aan dit beroep zijn blijven geven. Hadden ze dat wel gedaan, dan was de conclusie nu waarschijnlijk geweest dat sociale advocatuur een beroep is geworden voor krasse knarren. Maar wat deze één-op-één relatie vooral miskent, is dat de fakkel allang is overgenomen door advocaten voor wie het concept sociale rechtshulp een vanzelfsprekend onderdeel van hun beroepsuitoefening is. De Vereniging Sociale Advocatuur Nederland (VSAN) is nog altijd gesprekspartner voor de overheid in kwesties over de gefinancierde rechtsbijstand, naast de gevestigde Orde. En in het Amsterdamse werken leden van de Vereniging Sociale Advocatuur Amsterdam (VSAA) met veel enthousiasme mee aan het uitdragen van de boodschap aan studenten Sociale rechtshulp dat macht om tegenmacht vraagt en dat een rechtvaardige samenleving advocaten nodig heeft die zich in hun werk door dat adagium laten bezielen.
De stelling aan het slot van de recensie dat ‘wie het over de sociale advocatuur heeft het over het verleden heeft, een enkele diehard uitgezonderd’, laat ik dan ook graag voor rekening van Staden ten Brink, van wie dit citaat afkomstig is. En nee, ik beschouw mezelf niet als een diehard, in de zin van een roepende in een woestijn met stellingen waar niemand meer in geïnteresseerd is.
Mies Westerveld, hoogleraar sociale rechtshulp, UvA