Het afkeuren van het wetsvoorstel affectieschade door de Eerste Kamer ontvangt weinig begrip van letselschade-advocaten en -deskundigen: ‘Onbegrijpelijk’ en ‘verbijsterend’. Verzekeraars kijken nu of ze zelf tot een regeling kunnen komen om een vergoeding te geven aan mensen die een naaste hebben verloren als gevolg van bijvoorbeeld een verkeersongeval of geweldsdelict.
Het wetsvoorstel affectieschade had al een lange politieke geschiedenis voordat een meerderheid van CDA, VVD en de kleine christelijke partijen het op 23 maart in de Eerste Kamer wegstemde. In 2005 ging de Tweede Kamer unaniem akkoord. Na een eerste behandeling in de Eerste Kamer in 2006 kwam er wetenschappelijk onderzoek naar de maatschappelijke behoefte aan een vergoeding voor affectieschade als gevolg van overlijden of ernstig, blijvend letsel. Dat onderzoek, uitgevoerd door de Vrije Universiteit Amsterdam, toonde aan dat die behoefte er is.
Een meerderheid van de Eerste Kamer verwierp het wetsvoorstel mede uit angst dat het zou bijdragen aan een claimcultuur. Een ander belangrijk argument was dat een genormeerde vergoeding ontoereikend zou zijn om het leed in individuele gevallen te compenseren. Rob van de Beeten, CDA-senator: ‘Bij mij in de buurt gebeurde in 2004 een dodelijk ongeval waarbij een jongen van twaalf op de fiets werd meegesleurd door een vrachtwagen, omdat hij met zijn voorwiel net iets te ver de weg op stak. De vrachtwagenchauffeur zat daar zo mee dat hij drie weken later kwam te overlijden aan een hartaanval. Moet je als overheid de pretentie hebben dit soort zaken te willen regelen en dit soort leed te vertalen in wetgeving of financiële vergoedingen? Hier schieten recht, overheid en wetgeving simpelweg tekort.’
Bovendien denkt Van de Beeten dat het wetsvoorstel de deur zou openzetten naar een claimcultuur. ‘Ik ben niet zo naïef te denken dat het hierbij blijft als je zo’n regeling ontwerpt.’
‘Nederland maakt een slechte beurt’, zegt daarentegen Marco Zwagerman, voorzitter van de vereniging van Advocaten voor Slachtoffers van Personenschade. Hij wijst op de omringende landen die allemaal een regeling voor affectieschade kennen. ‘Ik ben hier echt opgewonden over. Mensen begrijpen dit niet. Die denken dat je recht hebt op smartengeld als je kind wordt doodgereden. “Nee”, moet je dan zeggen, “misschien hebt u recht op shockschade als u het zelf hebt gezien”. Alsof je geen shock hebt als tien minuten later een agent bij je aanbelt om het je te vertellen. Juist het leed rondom de slachtoffers, het leed bij familieleden en partners, is het meest verschrikkelijke dat je kan overkomen. Mensen vinden het buitengewoon onrechtvaardig dat ze niet als slachtoffer worden erkend.’
Erkenning
Hoogleraar privaatrecht Arno Akkermans van de Vrije Universiteit, die het onderzoek naar een regeling voor affectieschade deed waar de Eerste Kamer om vroeg, is ‘verbijsterd’ door de afwijzing van het wetsvoorstel. ‘Het gaat hier om mensen die het allerergste is gebeurd wat je maar kan overkomen, mensen van wie een kind of partner om het leven is gekomen of levenslang gehandicapt is; mensen aan wie ons rechtssysteem helemaal niets te bieden heeft en die daar soms helemaal in vast lopen. We hebben het deze mensen zelf gevraagd in ons onderzoek, en het was niet makkelijk om voldoende respons te vinden. Dat onderzoek is gedaan volgens de regelen der kunst en er komt ondubbelzinnig uit dat het wetsvoorstel voorziet in een behoefte. Het gaat om een symbolisch bedrag, dat erkenning biedt voor het verlies dat mensen hebben geleden. Het is waar dat een kleine minderheid zegt: “Dit maak je niet goed met geld”. Maar dat de vergoeding van affectieschade bij wet is geregeld, betekent nog niet dat je erom moet vragen.’ Akkermans constateert dat het onderwerp affectieschade ‘politiek morsdood’ is. ‘Als dit de bezwaren zijn, kan ik niet bedenken hoe een wetsvoorstel er dan wel uit moet zien.’
Eigen regeling
Theo Kremer, directeur van de stichting Personenschade Instituut van Verzekeraars, had ook graag een duidelijk genormeerd wetsvoorstel gewild. ‘Wij hadden al eerder vastgesteld dat de premieconsequenties van zo’n regeling beperkt zouden zijn. Zo’n helder voorstel voorkomt dat mensen allerlei omwegen gaan verzinnen om tot schadevergoeding te komen. Ik begrijp niet dat senatoren bang zijn voor een claimcultuur. Zo’n duidelijk genormeerd voorstel voorkomt dat juist. En nu zul je zien dat mensen proberen de regeling voor shockschade op te rekken om een vergoeding voor affectieschade te krijgen.’ Kremer overlegt nu met de verzekeraars om te zien of de branche buiten de wet om met een regeling kan komen. ‘De eerste reacties zijn positief. Het moet wel mogen van de Nederlandse Mededingingsautoriteit. We zullen zo’n regeling waarschijnlijk wel beperken tot gevallen waarin iemand is overleden. Dat voorkomt discussies over het criterium ernstig en blijvend letsel.’
Lars Kuipers, orderedacteur