Stel dat een rechter zo goed van vertrouwen is dat hij aan een uitzendverbod een eerder elegante dan prohibitieve dwangsom verbindt. En dat het vonnis dan door de veroordeelde journalist en televisiezender wordt gelezen als een cafetariamenu: het verbod als broodje gezond en de dwangsom als frikadel. In hun ogen, kortom, gelijkwaardige alternatieven waar zonder moraliteitsissue uit kan worden gekozen. En dat zij dan kiezen voor de dwangsom.
Hoe zou u als advocaat cliënten met deze cafetariamentaliteit adviseren?
Advies 1: u kunt het verbod overtreden; er overkomt u niks ergers dan die dwangsom en u zei mij zojuist dat het verbeuren een veelvoud daarvan oplevert.
Advies 2: u dient zich aan het vonnis te houden; ik kan u niet adviseren voor de boete te kiezen omdat men zich aan een condemnatoir vonnis dient te houden; dwangsombetaling is niet-nakoming en niet een van de alternatieven van nakoming.
Stel verder dat de journalist zich rechtvaardigt met de bespiegeling dat we ook wel eens te hard rijden en dan bewust het risico van een boete op de koop toe nemen. Dat is, zal hij zeggen, eigenlijk toch hetzelfde? Antwoordt u dan: Wat een goed gevonden vergelijking, het is de spijker op zijn kop!
Te hard rijden mag evenmin en een concreet aan u door de rechter verboden gedraging is nog wel wat anders dan een algemeen wettelijk verbod. Het is wel behulpzaam dat uw verbeeldingskracht u een metafoor ingeeft uit het strafrecht. Als u uw keuze voor de dwangsom met een strafrechtelijk voorbeeld klein mag maken, mag ik het met evenveel recht groot maken. Uw stelling is dat je je niet aan een norm hoeft te houden zolang je de daarop gestelde straf maar aanvaardt; een moreel indifferent keuzemenu dus. Dat menu ligt dan toch, net als bij u en de snelheidsmaniak, op het cafetariatafeltje bij de zwaar criminele normschenders die uw negotie zijn? Als ze het maar oké vinden dat ze moeten brommen, spelen ze volgens u dus met u in dezelfde morele divisie. Tjonge – zo begripvol en wijsgerig kende ik u nog niet en ik bekijk uw programma voortaan met andere ogen.
In dit verhaal – gelijkenis met de werkelijkheid is geen toeval maar daarmee is het er nog geen exacte weergave van – is het de vraag of het alleen maar gaat om waar de grens ligt van wat je mag adviseren, of dat hier ook de zesde kernwaarde (het bewaken van het algemene, maatschappelijke belang) om de hoek gluurt. Metajuridische moraliteit zal ik maar zeggen.
Stof die een discussie waard is. U mag mij mailen op onderstaand adres.
[email protected]
Jan Loorbach