In de luwte van het Wildersproces start binnenkort voor liefhebbers van de problematiek van de vrijheid van meningsuiting een interessante procedure: de kinderen van I.G. van Maasdijk vs. prof. Cees Fasseur, auteur van het boek Juliana & Bernhard, het verhaal van een huwelijk. Van Maasdijk was tot 1950 Algemeen Secretaris der Hofhouding en een intimus van koningin Juliana en ZKH. Prins Bernhard is volgens ZKH, hoog spel aan het hof van Zijne Koninklijke Hoogheid, van Jort Kelder en ondergetekende, in het voorjaar van 1950 betrokken geweest bij een staatsgreep tegen de jonge republiek Indonesië en bij daaraan gelieerde wapenhandel. ZKH wilde ‘vice-roy’ worden over Indonesië. Een krankzinnige gedachte? Niet zonder meer. Immers, in de overeenkomst van Lingadjatti was een federatieve ‘gemenebest’ structuur beoogd tussen Nederland en Indonesië onder ceremoniële aanvoering van het Huis van Oranje. De enorme hoeveelheid aan bewijsmateriaal bestaat onder meer uit een omvangrijk marechaussee-onderzoek, rapportages van de Centrale Militaire Inlichtingendienst, correspondentie tussen de secretaris-generaal van het ministerie van Algemene Zaken en minister-president Drees, de dagboeken van Van Maasdijk, tientallen getuigenverklaringen alsmede honderden steunbewijsstukken uit buitenlandse archieven.
Fasseur is het oneens met de gedachte dat ZKH bij deze gezagsondermijnende activiteiten betrokken is geweest. Het vice-roy verhaal is een rancuneus verzinsel van Van Maasdijk die vanwege zijn ontslag het verhaal de wereld in slingerde. ‘Er is geen enkel bewijs voor’, aldus Fasseur. Een volstrekt valide stelling, mits onderbouwd. Echter, Fasseur slaat niet alleen de plank feitelijk mis, hij negeert belangrijk archiefmateriaal en – belangrijker – construeert een redenering die voornamelijk is gebaseerd op het ridiculiseren en ongeloofwaardig maken van de getuigen a charge. Zo is Van Maasdijk een ‘schorpioen onder de troon’, een ‘intrigant’ met een ‘boosaardig karakter’ die stookt in het huwelijk van de koningin en de prins-gemaal. De gezaghebbende secretaris-generaal van Algemene Zaken is volgens Fasseur een ‘wichtigtuer’ die de Tweede Wereldoorlog nooit helemaal achter zich heeft kunnen laten, het hoofd van het marechaussee-onderzoek gaf slechts leiding aan een ‘inlichtingenbureautje’ en een prinselijk staflid en eminent Leids hoogleraar Fysiologie is een ‘alcoholist die een greep uit de kas doet’. Fasseur is wel consequent. Critici van Fasseurs werk kunnen eveneens rekenen op vergelijkbare superlatieven. Zo noemt de hoogleraar de auteurs van ZKH, in NRC Handelsblad‘ de verpersoonlijking van de Heilige Onnozelheid’ en ‘Sancho Pancha’.
Het is volstrekt helder dat in een opiniestuk in NRC Handelsblad scherpe kwalificaties gebruikt mogen worden. Maar geldt een dergelijke vrijheid van meningsuiting ook mutatis mutandis binnen een wetenschappelijk werk wanneer de daarin geuite opinie door de wetenschapper onnodig grievend is en geen steun vindt in de bewijsmiddelen? Het antwoord is aan de rechter.

Harry Veenendaal

Advertentie