Tijdsdruk rechters neemt toe
Rechters in Nederland hebben structureel te weinig tijd om zaken goed te bestuderen. Dit kwam recent weer in het nieuws door het tv-optreden van de haagse rechtbankpresident. Overwerken blijkt een manier om het nog te kunnen bolwerken. En dat doen ze, want ‘het is je beroepseer kwalitatief goed werk af te leveren’, zegt een raadsheer Marjan Goslings. Wat merken advocaten van rechterlijke overbelasting?
Vorige maand bekritiseerde de president van de Haagse rechtbank, Frits Bakker, in het televisieprogramma Nieuwsuur de strak gelimiteerde tijd die rechters aan zaken kunnen besteden. Veel rechters werken volgens het zogeheten ‘Lamiciemodel’: tabellen waarin de behandeltijd per zaak van een rechterlijk ambtenaar staat vermeld. Dit model valt onder de verantwoordelijkheid van de Raad voor de rechtspraak, maar is volgens woordvoerder Michiel Boer ‘niet eenzijdig opgesteld’. Hij legt uit dat expertgroepen van rechters samen met inhoudelijke deskundigen van de Raad voor de rechtspraak het aantal minuten per zaak hebben vastgesteld. Het gaat, benadrukt Boer, om een financieringsnorm. ‘Die is nodig om over de 26 gerechten het geld op een evenredige manier te verdelen. Daar is geen goed alternatief voor. En rechters kunnen zelf bepalen hoe lang zij over een zaak doen.’ Kennelijk gaat het model verder dan een financieringsnorm, want dit ‘minutenstaatje’ gaat voor sommige rechters werken als norm, zoals Bakker in Nieuwsuur aangaf.
In Trema 2010-8, Tijdschrift voor de rechterlijke macht, van oktober schrijft Frits Bakker naar aanleiding van zijn media-optreden dat hijzelf projectleider Lamicie was. ‘Anders dan (…) gedacht blijkt het feitelijk niet zo te gaan dat rechters hun kwaliteitsnorm boven alles stellen. Zij willen namelijk geen achterstanden scheppen (…). Daarmee dreigt het systeem zo productiegericht te worden dat de kwaliteit eronder gaat lijden.’
De molen maalt door
Marjan Goslings is senior raadsheer in de civiele sector van het gerechtshof in Amsterdam en geeft aan dat ze ‘niet zou weten’ wat er in het Lamiciemodel staat. ‘Ik lees totdat ik weet wat er in een dossier staat.’ Goslings werkte ruim zeventien jaar bij Houthoff Buruma en is in 1998 overgestapt. ‘Ik heb een aanstelling voor zeventig procent, maar werk – zo schat ik – structureel ruim twintig procent over. Het is absoluut niet te doen in de tijd die je hebt. Toch zal ik nooit inleveren op kwaliteit. Het is je beroepseer kwalitatief goed werk af te leveren.’
Zelf vindt ze dat ze in een ‘luxepositie’ verkeert, omdat ze vanwege haar 70-procents aanstelling de ruimte heeft extra te werken om zo aan haar eigen normen te kunnen voldoen. ‘Voor fulltimers maalt de molen maar door. Die pakken vaak avonden, weekenden en een stuk van hun vakantie erbij om aan hun eigen kwaliteitseisen te blijven voldoen. Maar op een gegeven moment is de rek eruit. Ergens houdt het op. Dan kan ik me voorstellen dat iemand toch op die eigen kwaliteitseisen inlevert.’
Hoe kijkt Goslings aan tegen het onderling verdelen van werk? Ze ziet daar, behoudens in uitzonderingsgevallen, niets in. ‘In Amsterdam raadkameren we, in de civiele sector, vooraf. We lezen alle drie het dossier, raadkameren vervolgens over de zaak en nemen een beslissing. Eén iemand schrijft het op en de andere twee lezen het concept, zoals wij dat noemen, mee.’ Dat is volgens haar kwalitatief de beste methode. ‘Bij een dik en gecompliceerd dossier kan het zijn dat een collega-raadsheer vooraf een leeswijzer voor de anderen opstelt, die raadsheer zal dan mogelijk iets beter in het dossier zetten.’ Volgens Goslings doet dat niet af aan het beginsel dat alle drie de raadsheren het dossier grondig moeten kennen alvorens een beslissing wordt genomen. ‘Een beslissing kan in een bijlage zitten.’ Ze noemt het ‘een hellend vlak’, als niet meer wezenlijk door drie raadsheren tot een beslissing wordt gekomen. ‘Als gezegd wordt dat het tijd oplevert als één raadsheer, zonder een raadkamer vooraf, concipieert en de twee anderen zich beperken tot meelezen van het concept, dan moet je niet gek opkijken als op kwaliteit wordt ingeboet.’
Te geringe dossierkennis
Advocaten beseffen én ondervinden dat rechters onder enorme tijdsdruk werken. Strafrechtadvocaat Annelies Sennef (Sennef de Koning van Eenennaam, Den Haag) merkt dit vooral aan de manier waarop er wordt omgegaan met aanhoudingsverzoeken. ‘Het lijkt alsof er om proces-efficiënte redenen erg streng naar verzoeken om nader onderzoek wordt gekeken. Ik heb soms de indruk dat rechters graag de mogelijkheid aangrijpen om op het noodzakelijkheidscriterium te toetsen. Het belang van de verdediging komt daardoor niet meer voorop te staan. En of dat bijdraagt aan een goede beoordeling van de zaak, is sterk de vraag.’ Wiebe de Vries, strafrechtadvocaat (Jaeger Advocaten, Amsterdam) noemt ook het aanhoudingsverzoek als voorbeeld. ‘Rechters zijn terughoudend om aanhoudingsverzoeken toe te kennen. Ze kunnen er een nieuwe zitting mee voorkomen.’ Hij merkt ook op dat strafzaken vaak bij andere gerechten worden ondergebracht. ‘Dan moet je opeens van Amsterdam naar Leeuwarden voor een zitting. Maar ja, beter dat dan dat het blijft liggen.’ Erger vindt hij de beperkte tijd die rechters in de raadkamer hebben. ‘Ingrijpende beslissingen worden gebaseerd op een marginale kennis van het dossier.’ Volgens De Vries kunnen rechters de behandeling van de dossiers in raadkamer niet altijd goed voorbereiden. ‘Dan worden er vragen aan de cliënt gesteld, terwijl dat belangrijke punten uit het dossier zijn die ze horen te kennen.’
Annelies Sennef deelt de ervaring dat rechters dossiers niet meer van a tot z lezen. ‘Laatst werd een verzoekschrift ex artikel 591a Sv in een fraudezaak beoordeeld aan de hand van een overzicht van de kosten die in rekening waren gebracht. De jongste rechter van de kamer wees een aantal posten dossierstudie af en stelde: “Dat is administratie en dat hoef ik niet te bestuderen”. Ik vind dat choquerend. De kans op fouten is groot. Het is een tragische ontwikkeling voor een land als Nederland.’
Wachttijden en schikkingsdrift
‘Ik maak zelden mee dat een rechter het dossier niet kent’, vertelt civiel advocaat Barend Stroetinga (Holla Advocaten, Eindhoven). ‘Ik heb nog steeds de indruk dat rechters de zaak recht doen.’ Wel geeft hij aan dat het weleens lang wachten is op een uitspraak. ‘Zes weken wordt in de praktijk zes maanden. Van de rechtbank krijg ik soms een brief dat de uitspraak door drukte en achterstanden langer op zich laat wachten. Bedrijven en verzekeraars laten deze factor vaak meewegen en beslissen dan om op een alternatieve wijze aan geschilbeslechting te doen, zoals een bindend advies of arbitrage.’
Leonie Rammeloo, advocaat aansprakelijkheidsrecht (Van Doorne, Amsterdam), kaart aan dat rechters ter comparitie, partijen soms duidelijk tot een schikking willen brengen. ‘Rechters lijken schikkingsdrift te hebben, omdat ze dan geen vonnis hoeven te maken. Toch vind ik dat rechters zich goed voorbereiden voor de zitting, daar zie ik de tijdsdruk niet in terug.’ Het valt haar op dat er lang, soms wel een jaar, op een uitspraak moet worden gewacht. ‘Cliënten worden dan achterdochtig. Weet de rechter nog wel wat er op de zitting is gezegd? Voor hen is moeilijk te verkroppen als ze lang hebben gewacht en dan ook nog eens horen niet in het gelijk te zijn gesteld. Het respect voor de uitspraak verdampt wanneer er zoveel tijd overheen gaat.’
Geld
De Raad voor de rechtspraak krijgt regelmatig klachten over de tijdsdruk die rechters ondervinden. ‘Dit spanningsveld is niet nieuw’, aldus Michiel Boer. ‘De instroom van nieuwe zaken is de afgelopen jaren met tien procent gestegen en die aantallen zijn moeilijk te verstouwen. Zeker als je kijkt naar de strafsectoren in de grote steden. Maar de financiële middelen zijn beperkt.’ Volgens Boer is er geen pasklare oplossing om rechters te ontlasten.
‘De raad doet een beroep op het kabinet voor extra financiële middelen en we nemen deze problematiek mee in de bestuurlijke overleggen. De regering probeert de druk op de rechtspraak te verminderen door het OM meer bevoegdheden te geven. Maar we moeten realistisch blijven. Als er niet meer geld is en er toch een kwaliteitsinvestering moet worden geleverd, dan lopen de doorlooptijden op. Dat zal blijven bestaan.’
Goslings stelt dat er wel iets moet veranderen. ‘De werkdruk, vooral voor fulltimers, is in feite onaanvaardbaar hoog. Een oplossing is echter niet eenvoudig: het komt uiteindelijk neer op de beschikbaarheid van geld en de verdeling van geldstromen. En het gerechtelijk bestuur zit eigenlijk in een tosti-apparaat tussen Den Haag en hun eigen medewerkers.’ Goslings meent dat als er niets gebeurt ‘het gevaar bestaat dat op de kwaliteit ingeleverd wordt of rechters door de hoge druk om gezondheidsredenen uitvallen’.
Hedy Jak, redacteur