Hoe valt ‘Huydecoper’ in Alkmaar?
Als het aan Huydecoperm ligt, zal de Alkmaarse orde samen met Haarlem een afdeling van de landelijke Orde gaan vormen. We peilden de stemming op de jaarvergadering in Alkmaar.
Ons kent ons. Dat is de sfeer op 21 oktober tijdens de jaarvergadering 2010 van de Alkmaarse Orde van Advocaten. Groeten, zoenen, babbelen. In een mum van tijd is de regentenzaal in het 15e-eeuwse Hof van Alkmaar gevuld met 56 van de 284 advocaten die het arrondissement telt. Ter vergelijking: in Amsterdam kwamen er bij de jaarvergadering 90 advocaten van de ruim 4800 opdagen.
In 1938 telde de Alkmaarse balie dertig leden, vertelt deken Louis Castelijns in zijn jaarrede. Maar de tijden zijn veranderd. Nu lijkt Alkmaar met bijna tien keer zoveel advocaten te klein om een organisatorische eenheid te blijven vormen. De deken vertelt dat de commissie-Huydecoper juist vandaag bekendmaakt dat zij de ‘ambtsgebieden van de dekens’ wil aanpassen langs de lijnen van de op handen zijnde herindeling van de gerechtelijke kaart. ‘Als dit overgenomen wordt, betekent dit dat het arrondissement Alkmaar samengaat met het arrondissement Haarlem,’ aldus de deken. Over de wenselijkheid daarvan laat hij zich in zijn rede niet uit, het moet eerst maar eens even landen. Maar bij de koffie wil hij er wel wat over zeggen (zie hieronder).
Het standpunt Huydecoper komt redelijk overeen met de visie van Arthur Docters van Leeuwen, in de kantlijn van diens rapport over het toezicht: ‘Het verschil in afstand tussen de deken en de advocaat in Amsterdam (met 4860 advocaten) en Assen (met 187 advocaten) kan niet alle twee tegelijk goed zijn.’ Een stuk of acht dekens met elk ongeveer 2000 advocaten leek Docters een mooi aantal. Haarlem en Alkmaar halen dat nog niet eens: samen hebben ze er ongeveer 800.
Wij passen ons wel aan
Docters van Leeuwen is zelf aanwezig, uitgenodigd door de Alkmaarse orde om zijn rapport over toezicht toe te lichten. ‘De advocatuur meent nog in geborgenheid te leven,’ houdt hij zijn publiek voor. ‘In een keiharde maatschappij denkt de beroepsgroep dat ze nog vertrouwd wordt. Dat zou misschien wel zo moeten zijn, maar het is natuurlijk niet zo.’ Toch is Docters in zijn advies niet uitgekomen op ‘iets heel zwaars’, zegt hij. ‘Het toezicht moet niet zwaarder zijn dan nodig, en het moet niet van de overheid afhangen. In 1998 had ik problemen met een minister, en ik was toen heel blij dat mijn advocaat niet over zijn schouder naar de overheid hoefde te kijken.’ Docters wil het dekentoezicht verstevigen en er een ‘wijs persoon’ bovenstellen. ‘Die wijze persoon, goed, dat blijkt nu toch een college te worden,’zegt Docters. ‘Die term was ook een beetje om u te verleiden. Je kunt niet tegen een wijs persoon zijn.’ Deken Castelijns dankt Docters van Leeuwen voor zijn uitleg ‘hoe goed het is, maar toch nog aanscherping behoeft.’
Als het gedaan is met de plichtplegingen, gaat Alkmaar massaal aan de zeer geanimeerde borrel met aansluitend een – naar verluidt even vrolijk – diner, en niemand begint erover dat het wel eens een van de laatste keren kon zijn dat men zo ‘onder ons’ jaarvergadering houdt. Desgevraagd zegt een advocaat: ‘De sfeer is goed in het arrondissement. Als we samengaan met Haarlem zal het wel anders worden. Maar het is onvermijdelijk. We passen ons wel aan.’
Deken Louis Castelijns: ‘Van Texel tot Castricum’
Bij de koffie spreekt de Alkmaarse deken Louis Castelijns zijn zorg uit: ‘Het arrondissement Alkmaar loopt al van Texel tot Castricum. Als je in het advies Huydecoper ziet dat de deken zijn pappenheimers moet kennen, en dat men toch Haarlem en Alkmaar wil samentrekken: dat doet daar geen recht aan.’ Maar in Amsterdam werkt het toch ook met veel meer advocaten? ‘Amsterdam beslaat een veel kleiner gebied. En er zitten veel grote kantoren. Die zijn in het algemeen toch wat minder bewerkelijk, hebben hun eigen interne kwaliteitsmechanismen. In ons arrondissement zitten vooral kleine kantoren, en dan draagt het bij aan de kwaliteit dat je elkaar kent. Iedere nieuwe advocaat in het arrondissement, of hij nu stagiaire is of als ervaren advocaat van buiten komt, heeft hier nog een één-op-één gesprek met de deken. Alle stagiaires krijgen een lid van de raad van toezicht als mentor. De zaken die hier spelen hebben vaak ook een lokaal karakter. Dan helpt het bij de behandeling van die zaken als men elkaar kent.’
Adjunct-secretaris Jenny Tuytel-Roosendaal: ‘Saamhorigheidsgevoel’
‘In het begin was ik heel verbaasd over die negentien eilandjes binnen de Orde, of misschien kun je beter zeggen schiereilandjes’, vertelt Jenny Tuytel, sinds begin vorig jaar adjunct-secretaris van de Orde in Alkmaar. ‘Uit praktische overwegingen is er wel wat voor te zeggen om zaken gelijk te trekken. Waarom moet een stagiaire hier zoveel zittingen bijwonen en in Roermond zoveel? En de websites: alleen de vormgeving is in de arrondissementen gelijk, maar elke website is weer anders ingericht. Dat maakt geen professionele indruk. Maar de verschillen vormen ook geen groot probleem. Er is hier nu een groot saamhorigheidsgevoel binnen de Orde. Als je het toch al grote gebied uitbreidt tot voorbij Haarlem, dan is de binding met mensen in Den Helder zo weg.’ Tuytel heeft nog niet het idee dat de advocaten zich er erg druk om maken. ‘Vorig jaar, toen de rechtbank dreigde te verdwijnen, hebben we stevig actie gevoerd. Nu ligt dat anders.’
Afgevaardigde Frans Baars: ‘Goedwillende meelezers’
Frans Baars is afgevaardigde van de Alkmaarse Orde. ‘Het rapport Huydecoper heeft het over “reële democratische besluitvorming”. Tegelijkertijd wil men alles centraal regelen, dat is efficiënter, denkt men, en beter, en dan heeft men controle. Maar je moet lokale inbedding hebben, anders help je het zelfreinigend vermogen om zeep. Dan krijgt men het gevoel van “ze regelen het allemaal in Den Haag.” En: ‘Formeel houdt het College van Afgevaardigden zijn bevoegdheden, maar wat komt daarvan terecht als de dekens, die gezag en voeling met de achterban hebben, niet meepraten in het College? Het wordt dan een van zijn kennis onthoofd College van goedwillende meelezers. Ik zie wel een oplossing: als afgevaardigden zo’n twee dagen in de week aan het collegewerk besteden kunnen ze serieus tegenwicht bieden. Maar dat moet je dan wel faciliteren, anders kunnen alleen de grote kantoren en de advocaten aan het einde van hun carrière zich dat veroorloven. En je hebt ook jonge, origineel denkende advocaten nodig die tegen de wind in durven gaan.’
Arthur Docters van Leeuwen: ‘Zo groot is Nederland niet’
De adviseur die zich over het toezicht boog is wel tevreden met het advies van Huydecoper, die tot uitgangspunt neemt dat zijn advies wordt overgenomen. Ook Docters stelde al voor af te stappen van de twintig ordes. ‘Het aantal afgevaardigden is in het voorstel van Huydecoper niet helemaal duidelijk, maar dat zijn er nog steeds een heleboel. Zo groot is Nederland niet. En ik had de rol van het dekenberaad wel meer gedefinieerd willen zien, dat men meerderheidsstandpunten op het gebied van toezicht ook dwingend kan voorschrijven. Maar misschien moet het tijd hebben, moet men eerst maar eens beginnen.’
‘Wat is de noodzaak?’ vroeg College aan Huydecoper
Waarom moeten kleine ordes tot één afdeling worden samengevoegd, terwijl de betrokkenheid daar groot is en de dekens zijn pappenheimers kent? Hoe wil je de positie van de plaatselijke dekens versterken, als zijn bureau onder het gezag van ‘Den Haag’ komt te vallen? En waar vind je die helden die minstens vier jaar deken willen zijn met een zwaarder pakket en die tegelijk nog praktijk blijven voeren? Dit waren kritische vragen die verleden week woensdag opkwamen bij de eerste bespreking van het advies Huydecoper in het College van Afgevaardigden.
Het basisidee van één Orde met lokale afdelingen leek bij de meeste fracties niet op veel weerstand te stuiten, al kwam ook hier de vraag: wat is de noodzaak? Huydecoper, aanwezig om het rapport toe te lichten: ‘Niets uit het advies is beslist nodig, maar het is wel beter zo.’ Dat voor een goede bezetting samenvoeging van de kleinere bureaus nodig is, werd in het algemeen onderschreven. En een kleiner College van Afgevaardigden vonden de meesten wel goed. Maar moeten de dekens eruit vanwege dubbele petten? Of erin om te zorgen voor de nodige kennisinbreng? De AR gaat zich erover beraden.
Trudeke Sillevis Smitt, redacteur