De advocaten van de benadeelde partijen kijken met gemengde gevoelens terug op het afgebroken proces tegen Geert Wilders. Er is veel kritiek op het optreden van Nico Steijnen en Mohammed Enait, maar zij zijn zelf tevreden.
Het was een bijzondere dag in het Wildersproces. Op maandag 18 oktober mochten de advocaten van de benadeelde partijen de vordering tot schadevergoeding van hun cliënten toelichten. Onder strakke regels: er mocht geen kritiek worden geuit over de beslissing van het Openbaar Ministerie vrijspraak te vragen. Dat viel nog niet mee.
Ties Prakken en Michiel Pestman van Böhler Advocaten werden meermalen tot de orde geroepen, Prakken werd uiteindelijk de mond gesnoerd. Maar veruit de meeste kritiek, ook vanuit de publieke opinie, viel het duo Nico Steijnen en Mohammed Enait, advocaten van een groot aantal islamitische organisaties, ten deel. Steijnen moest de helft van zijn pleitnota weggooien omdat die bol stond van de beledigingen aan het adres van het OM. Mohammed Enait noemde Geert Wilders een ‘kleine Hitler’. ‘Dit straalt ook op ons af,’ zegt Ties Prakken hierover. ‘Steijnen en Enait opereerden zonder enig strategisch bewustzijn. Nu lijkt het net alsof alle benadeelde partijen zich zo hebben gedragen.’
Het probleem waar alle advocaten die dag mee worstelden, was: hoe onderbouw je de schade van je cliënt als het OM vrijspraak vraagt? Prakken koos voor een verhuld tegenrequisitoir, wat niet onopgemerkt bleef. Zij moest een paar pagina’s voor het einde haar verhaal afbreken. ‘Het belangrijkste heb ik gelukkig kunnen zeggen.’
Henri Sarolea beperkte zich tot het verhaal van zijn, door Wilders naar het buitenland geëmigreerde, cliënt. ‘De spelregels waren van tevoren duidelijk,’ zegt Sarolea. ‘Met mijn betoog heb ik aangetoond dat je ook best inhoudelijke punten naar voren kon brengen als je alleen het schadeverhaal onderbouwde.’
Nico Steijnen daarentegen: ‘Er was, voor zover ik weet, geen enkele juridische grond waarom wij niets mochten zeggen over het OM. Wij hadden, als benadeelde partijen, geen enkele basis op het moment dat het OM vrijspraak vroeg. Dan praat je in het luchtledige.’
Baklava
Steijnen en Enait kwamen aan het einde van de dag. ’s Ochtends waren de inhoudelijke punten, zo redeneerden zij, al voldoende aan bod gekomen. Steijnen: ‘Ik wilde daarom vooral een punt maken over het OM. Ik begon mijn pleidooi expres met de cynische vraag of ik mocht zeggen dat mijn cliënten niet blij zijn met het OM. Dat mocht niet. Of ik dan mocht zeggen dat mijn cliënten zich in de kou gezet voelden. Dat mocht al helemaal niet. ‘Die man is doof!’ riep Bram Moszkowicz, Wilders’ advocaat, uit. Het leek alsof ik mijn lesje niet goed had voorbereid, maar de cynische dimensie van mijn verhaal is velen totaal ontgaan. Ik wilde aan de orde stellen dat het OM niet deugde, en als mij dan de mond zou worden gesnoerd – daar had ik echt niet mee gezeten – had ik altijd nog collega Enait voor het inhoudelijke gedeelte.’
Dat inhoudelijke gedeelte van Enait bestond onder meer uit de vergelijking van Wilders met Hitler. Het was een citaat van oud-Tweede Kamerlid Mohammed Rabbae, die als benadeelde partij in de zaal zat. ‘Totaal ongepast,’ zegt Henri Sarolea. ‘Je hoort in de rechtszaal niet iemand te citeren die aanwezig is zonder zijn toestemming, en al helemaal niet als die persoon niet meer achter die uitspraak staat.’ Enait: ‘Wilders’ verdediging was dat hij voor veel uitspraken niet vervolgd kan worden, omdat het citaten zijn van anderen. Dus deed ik hetzelfde.’
Over Steijnens optreden wil Enait niets zeggen, over zijn eigen bijdrage is hij zeer tevreden. ‘Prakken had een rechtbankgericht pleidooi, ik een bühnegericht. Mijn achterban was heel blij met mijn verhaal. In een Turkse supermarkt kreeg ik baklava, omdat ik Wilders op zijn plaats had gezet.’
Steijnen is, zo zegt hij zelf, niet door iedereen begrepen. ‘Een deel van mijn cliënten snapte het wel, en voelde zich echt door het OM in de kou gezet. Anderen zeiden: wat was dit voor een vertoning? Ik was de nationale potsenmaker geworden.’
Vera Spaans, journalist