Op 15 oktober 2010 werd bij een veilinghuis in München een procesvolmacht uit 1924 geveild. Adolf Hitler verleende zijn advocaat Lorenz Roder volmacht om hem te vertegenwoordigen tijdens het Bierkellerputsch-prozess. Na negen maanden op bier en worst en met voldoende tijd om de schrijf- en spelfouten uit Mein Kampf te halen, werd Hitler vrijgelaten. Verdient Lorenz Roder applaus omdat hij zijn cliënt uitstekend heeft bijgestaan? Waarschijnlijk niet. Althans, volgens de redenering van de redactie van dit blad. Blijkbaar had hij zich als prudent ‘hoeder van de rechtsstaat’ moeten distantiëren van het haatzaaiende karakter van de NSDAP. Moeten Nederlandse advocaten, met de wetenschap van 1924 indachtig, zich beraden op hun standpunt ten aanzien van Geert Wilders?
Naar aanleiding van het boek Smalle marges. De Nederlandse advocatuur in de Tweede Wereldoorlog hield de redactie een vragenrondje bij enkele vooraanstaande (balie)bobo’s. Met de retorische intro ‘Is nu de tijd gekomen? En wat kan de advocatuur dan doen?’ geven algemeen deken Loorbach, ex-waarnemend deken Van den Puttelaar en advocaat c.q. CDA-prominent Grapperhaus hun mening over het functioneren van de Nederlandse advocatuur onder het nazi-regime en in het licht van de opkomst van de PVV.
Grapperhaus trekt de grens zodra een Kamermeerderheid fundamenten van de rechtsstaat aantast. Loorbach ziet op dit moment vooral een waarschuwingsplicht zodra gelijke behandeling, vrijheid van meningsuiting en rechtstoegang in het geding zijn. Van den Puttelaar vindt dat met de opkomst van de PVV voor advocaten de tijd van rustig afwachten wel voorbij is.
Trekt men de historische vergelijking van de redactie consequent door, dan is de belangrijkste vraag wat de gevolgen zijn als advocaten anno 2010 niet handelen of gehoor geven aan de waarschuwingsplicht. Uit Smalle marges blijkt namelijk dat de balie in 1946 tamelijk willekeurig tuchtrechtelijke maatregelen nam jegens advocaten die werkzaamheden verrichtten voor geradicaliseerde politieke groepen. Zo leidde lidmaatschap van de NSB of het openlijk sympathiseren bijna per definitie tot schrapping van het tableau. Dit gold ook voor advocaten die voor de Duitsers onwelgevallige organisaties liquideerden of werkzaamheden verrichtten voor ondernemers die in opdracht van de bezetter werkten. Zelfs het onderhouden van vriendschappelijke relaties had in bepaalde gevallen tuchtrechtelijke consequenties.
Wat betekent de historische vergelijking met ’40-’45 concreet voor advocaten die betrokken zijn bij de ‘radicale’ PVV? Loopt Bram Moszkowicz het risico geroyeerd te worden als advocaat van Wilders? Kan Theo Hiddema van het tableau geschrapt worden omwille van zijn openlijke sympathie met PVV-standpunten? Wordt advocaat Lilian Helder, thans Kamerlid voor de PVV, straks geweigerd als zij zich weer wil laten inschrijven? Zolang de redactie en geïnterviewden hierop geen antwoord geven, is de historische vergelijking tussen de PVV en WO II gratuit en zijn de reacties niet meer dan politiek correcte clichés.
Harry Veenendaal