Het Nederlandse recht kent beperkte mogelijkheden om stukken bij een wederpartij op te vragen. Art. 843a Rv biedt daartoe wel een mogelijkheid.1 Met exhibitieplicht wordt overigens hetzelfde bedoeld als met inzagerecht. Wat voor de ene partij een recht is, is voor de andere een plicht. Het schrikbeeld van wetgever en rechter zijn de zogenoemde Amerikaanse toestanden. Wie wel eens betrokken is geweest bij een Amerikaanse procedure weet dat de pre-trial discovery geen pretje is.
Zo ver zal het in Nederland niet komen, want art. 843a Rv kent een aantal beperkende voorwaarden (zie kader). Zo is er, om te voorkomen dat mensen elkaar nodeloos lastig vallen, een rechtmatig belang vereist. Dit belang kan voortvloeien uit een rechtsverhouding, zoals vennoten bij een vof of echtgenoten. Het is een uitwerking van de algemene stelregel: zonder belang geen actie.
Er bestaat geen algemene exhibitieplicht. Dat betekent dat om specifieke stukken moet worden gevraagd. Een verzoek om alle e-mailcorrespondentie van de afgelopen drie jaar te overleggen, zal worden afgewezen. Maar een verzoek om de e-mails gewisseld tussen de raad van bestuur en de raad van commissarissen van 15 tot 20 april van een bepaald jaar betreffende de voorgestelde beloningsstructuur van de nieuwe CEO, lijkt mij voldoende bepaald. De jurisprudentie op dit punt is overigens geschakeerd.
Bij het opvragen van een overeenkomst waar je zelf geen exemplaar of kopie meer van hebt, is evident voldaan aan het vereiste van een rechtsbetrekking. De wetgever heeft echter reeds bij de parlementaire behandeling van het huidige art. 843a opgemerkt dat onder het begrip ‘rechtsbetrekking’ ook de rechtsbetrekking uit onrechtmatige daad moet worden begrepen (TK 1999-2000, 26 855, nr. 5). In de jurisprudentie is bijvoorbeeld het opvragen van due diligence rapporten opgesteld door de adviseurs van de wederpartij in het kader van een overname gehonoreerd, terwijl daarbij de vraag te stellen is of dat een rechtsbetrekking is waarbij de opvrager partij is.
Degene die over bescheiden beschikt, kan met een beroep op gewichtige redenen – zoals het hebben van een geheimhoudingsplicht – uitkomen onder verplichting tot afgave.
Art. 843a lid 4 bepaalt dat een partij niet gehouden is aan de vordering te voldoen indien redelijkerwijs kan worden aangenomen dat een behoorlijke rechtsbedeling ook zonder verschaffing van de gevraagde gegevens is gewaarborgd. Hierbij moet gedacht worden aan de mogelijkheid dezelfde informatie te verkrijgen door bijvoorbeeld een getuigenverhoor.2 Dat dit proceseconomisch weinig efficiënt is, is blijkbaar geen probleem.
Overigens beslist de rechter hoe de inzage, het afschrift of het uittreksel wordt verschaft.
Processuele aspecten en sancties
Doorgaans wordt art. 843a Rv in stelling gebracht als incidentele vordering. Dat heeft het voordeel dat daar direct op moet worden beslist (art. 209 Rv). De jurisprudentie over de vraag of tussentijds beroep tegen een vonnis in dergelijk incident mogelijk is, loopt uiteen.3 Overigens is de Hoge Raad vrij soepel als het om de vraag gaat óf er een beroep op de exhibitieplicht is gedaan. Ook al wordt art. 843a Rv in het geheel niet in de stukken genoemd, dan nog kan het zijn dat de rechter het er in had moeten lezen; zie HR 6 oktober 2006, NJ 2006, 547.
Een veroordeling ex 843 Rv kan kracht worden bijgezet met een dwangsom. Mocht dat niet het beoogde effect hebben, dan is ook gijzeling van de onwillige wederpartij niet uitgesloten.
Art. 843a Rv.
1 Hij die daarbij rechtmatig belang heeft, kan op zijn kosten inzage, afschrift of uittreksel vorderen van bepaalde bescheiden aangaande een rechtsbetrekking waarin hij of zijn rechtsvoorgangers partij zijn, van degene die deze bescheiden te zijner beschikking of onder zijn berusting heeft. Onder bescheiden worden mede verstaan: op een gegevensdrager aangebrachte gegevens.
2 De rechter bepaalt zo nodig de wijze waarop inzage, afschrift of uittreksel zal worden verschaft.
3 Hij die uit hoofde van zijn ambt, beroep of betrekking tot geheimhouding verplicht is, is niet gehouden aan deze vordering te voldoen, indien de bescheiden uitsluitend uit dien hoofde te zijner beschikking staan of onder zijn berusting zijn.
4 Degene die de bescheiden te zijner beschikking of onder zijn berusting heeft, is niet gehouden aan deze vordering te voldoen, indien daarvoor gewichtige redenen zijn, alsmede indien redelijkerwijs aangenomen kan worden dat een behoorlijke rechtsbedeling ook zonder verschaffing van de gevraagde gegevens is gewaarborgd.
René Klomp, publicist, ex-advocaat
Noten
1. J.R. Sijmonsma bepleit een ruim recht op inzage. Zie zijn recente proefschrift Het inzagerecht. Artikel 843a van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, diss. Universiteit Maastricht, Deventer 2010. Sijmonsma gaat in het bijzonder in op de relatie met art. 22 Rv.
2. Tekst & Commentaar Burgerlijke Rechtsvordering, art. 843a, aant. 3 (Bosch-Boesjes).
3. Hof Den Haag 25 oktober 2005, LJN: AU8485, NJF 2005, 452; Hof Den Bosch 23 oktober 2007, LJN: BB6845 en Hof Amsterdam 30 september 2008, LJN: BG4368; zie ook diss. Sijmonsma, pp. 228 en 229.