Aanhoudende kritiek op de rechtspraak
De storm van kritiek die de rechtspraak nu treft, zal niet zomaar aan de advocatuur voorbijgaan, zegt advocaat Luscuere. Als de advocatuur die kritiek cultiveert, ondergraaft ze op den duur ook haar eigen positie.
‘Na afloop was rechter Tonkens-Gerkema opgetogen over de Nijntje-figuren die zij van de eisende partij mee mocht nemen. “Ik heb een kleinkind van drie jaar, moet u weten”, verklaarde de rechter.’ Uit deze zinnen van een rechtbankverslag op de Telegraaf-site trok een populaire blog de volgende dag de conclusie: ‘Rechter omgekocht in Nijntje rechtszaak’.1 De Rechtbank Amsterdam, waar Dick Bruna een Japans bedrijf dagvaardde om haar konijntje Kathy van de markt te halen, probeerde met een persbericht de indruk van fraude weg te nemen.2 Het brandje lijkt geblust, maar het kan het wantrouwen niet verhullen waarmee de rechter tegenwoordig wordt gadegeslagen, evenmin als de zenuwachtige reactie van het gerecht op goedkope insinuaties.
Beklaagdenbank
De sfeer is grimmig. Drie dagen na de zitting in ‘Nijntje’ werd met succes een kamer van dezelfde rechtbank gewraakt, nadat die Wilders’ verzoek tot een nader getuigenverhoor met arabist Jansen had afgewimpeld. Wraking is bij uitstek een manier om iets te duiden dat er waarschijnlijk niet is, maar wel zo kan worden gevoeld. Wilders twitterde daarover: ‘Dagblad de Pers: Raadsheer Schalken van Hof Amsterdam probeert getuige-deskundige Hans Jansen tijdens diner te beïnvloeden. Maffiapraktijken.’
Goedbedoelde intenties ten spijt, bij het Wilders-proces zetten omstanders, wetenschappers, media en zelfs collega-advocaten, niet de politicus maar de rechter in de beklaagdenbank. Het lijkt een dieptepunt van een tocht die eerder deze eeuw aanving. De rechterlijke macht schoof van een feilloos en ondeelbaar bastion op naar het centrum van negatieve aandacht. Dit jaar waren er de vrijspraken van Lucia de Berk en Ina Post. Deze konden worden toegevoegd aan het rijtje van grote gerechtelijke dwalingen, nadat de Schiedammer parkmoord in 2004 als een bom insloeg. Daar komt de controverse rondom de ‘liegende rechter’, Hans Westenberg, bij. De Raad voor de rechtspraak manoeuvreerde in zijn geval bijzonder ongelukkig. Interne memo’s kwamen op straat te liggen. Alsof de ellende nog niet genoeg is, heeft raadsheer Rinus Otte enkele weken geleden een boekje opengedaan over de staat van de rechterlijke macht (De nieuwe kleren van de rechter). Een unicum: een praktiserend rechter die kritisch over zijn werkgever en collega’s uit de school klapt.
Bij de rechterlijke macht staan pakweg 9000 mensen op de loonlijst die in 2009 bijna 2 miljoen zaken verwerkten.3 Met de invoering van de Raad voor de rechtspraak in 2002 is een coördinerend, zelfbewust orgaan opgericht, waarbij centraal management van financiën, productie, rechtseenheid en klanttevredenheid aan de rechterlijke macht is gekoppeld. Het kon dus alleen maar beter worden. Waarom voelt het dan nu alsof de rechterlijke macht aan de vooravond staat van een grote crisis?
Geen nuances, geen humor
Marketeers weten maar al te goed hoe incidenten het totaalbeeld van een systeem beïnvloeden. Daarin spelen de media een bepalende rol. In tijden van de papieren media vond de verslaglegging van rechtszaken plaats door ervaren redacteuren, die zich in een hoekje van de tribune nestelden. De bekendste van hen, de kritische Jacques van Veen, schreef in de vorige eeuw veertig jaar lang over de rechtspraak. Hij werd zowel bewonderd als gevreesd door de magistratuur. Van Veen deinsde er niet voor terug een rechter zonder dossierkennis in een stukje te kielhalen. Van Veen zelf: ‘Het waren de tijden van de eerbiedwaardige, veelal bakstenen, paleizen van justitie die in de centra van de steden stonden en waar iedereen in en uit kon lopen. In de lunchpauze kon je een broodje eten naast de tafel waar de magistratuur de laatste roddels zat te bespreken. (…) Rechters waren nog bereikbaar. Je kwam ze op de gang tegen en kon ze altijd benaderen. Of je liep even om, klopte op hun kamer en vroeg wat je te vragen had.’
Met name in de nieuwe media staan rechters meer dan ooit in het centrum van de belangstelling. Kranten hadden voor hun werk altijd al volop aandacht. De artikelen waren populair en zelfs pagina’s vol dialogen vonden volgens Van Veen gretig aftrek bij de lezers.4 Dergelijke lappen tekst vind je nu niet meer in de krant. Integrale uitzending van rechtszaken is evenzeer uitzonderlijk. Als dit al gebeurt, zal het grote publiek daar, zeker onder werktijd, niet op afstemmen. Op tv en internet wordt het gros van de rechtszaken samengevat in enkele minuten of alinea’s. Nuances en diepgang zijn er nauwelijks meer in de rechtbankverslaglegging. Hetzelfde geldt voor humor, waar stukjes in de krant juist zo sterk in kunnen zijn. In strafzaken ligt de focus bijna altijd op het requisitoir. Een pijnlijk voorbeeld hiervan is het Holleeder-proces, waar de tribune leegstroomde toen de advocaten hun pleidooi hielden. Is er nog wel sprake van wederhoor in de media?5
De media stellen de lezer niet meer in staat om zelfstandig tot een oordeel te komen over de schuldvraag en een rechtvaardige straf. Het te vormen eindoordeel is verworden tot een aanleiding. Het echte nieuws moet komen uit de context van het proces; bijzondere verdachten, een opmerkelijk incident, zolang het maar raar, schokkend of uniek is. Daarbij doen de media niet alleen verslag van autonome ontwikkelingen, maar zijn ze zelf ook van die ontwikkelingen deel gaan uitmaken. Het aanhoudend geroep om hogere straffen kan bijvoorbeeld alleen maar voortkomen uit de beeldvorming in de media. Men wordt op zijn wenken bediend: levenslange gevangenisstraf was tot vijftien jaar geleden bijvoorbeeld een unicum, maar is sindsdien al 31 keer opgelegd. Ter vergelijking: in de vijftig jaar daarvoor werd er in totaal 23 keer levenslang uitgedeeld.
Vermaledijd establishment
De toegenomen aandacht van televisie en internet voor het rechtsbedrijf is op zich niet verkeerd. Dit wordt anders wanneer, zoals nu het geval is, niet de justitiabelen maar het rechtsbedrijf zelf in het centrum van de aanhoudende aandacht staat. Of het nu gaat om missers, partijdigheid, integriteit of effectiviteit: een doorlopende negatieve en ongenuanceerde kritiek op incidenten zorgt voor een afnemend vertrouwen in de rechter als instituut. Met een kabinet dat om de paar jaar valt en een sterk gepolariseerd parlement, waarin sommigen het begrip samenleving fundamenteel wensen te herzien, is de rechterlijke macht het laatste bastion in de trias politica dat op vertrouwen van de burgers moet kunnen rekenen. Als ook dat vertrouwen wegvalt, wat blijft er dan nog aan houvast over? Het aan de rechterlijke macht fundamenteel toedichten van gebrek aan kwaliteit en integriteit, zonder daarvoor iets in de plaats te stellen, trekt onder de samenleving ook het fundament van eenheid, de rechtsstaat, weg. Het onlangs verschenen onderzoek Smalle Marges. De Nederlandse advocatuur in de Tweede Wereldoorlog van historicus Joggli Meihuizen, geeft – vanuit het perspectief van de advocaat – een indrukwekkend relaas over een rechtsstaat in absolute crisis. Slechts een enkeling bood in die tijd weerstand en zocht de grenzen op. De enkele successen kwamen voort uit een-tweetjes van advocaat en rechter. Het bewijst hoe zeer deze twee elkaar, zeker in tijden van ontreddering, nodig hebben om de rechtsstaat, of wat daarvan rest, overeind te houden.
De advocatuur mag zich de kritiek op de rechterlijke macht dan ook zelf aantrekken, alleen al omdat het met het cultiveren van die kritiek op den duur ook haar eigen positie ondergraaft. Het gebrek aan media-aandacht voor de verdediging mag niet leiden tot de drang tot overschreeuwen. Onbegrip over een op zichzelf goed doortimmerd vonnis hoeft niet te leiden tot keiharde kwalificaties. Er is verder een tendens dat een heel instituut als het OM, en, in diens kielzog, de rechter, bij fouten wordt afgebrand, of juist dat het venijn persoonlijk wordt uitgespeeld.6 Het wraken gebeurt steeds vaker en soms op absurde gronden7.
Het matigen van toon en strategie betekent niet dat de advocaat zijn rol als voorvechter van zijn cliënt verloochent. Ook in de individuele belangenbehartiging dient de advocaat zijn positie in en verantwoordelijkheid voor de rechtsstaat goed te beseffen. Het populariseren van het beroep tot ad hoc opportunisme, maakt dat de advocatuur als instituut aan gezag inboet. De dreigende aantasting van kernwaarden als de autonomie van de advocatuur en het verschoningsrecht, kunnen de cliënt hard raken.8 En ten slotte kan het voeden van wantrouwen tegen het rechtsbedrijf als een boemerang terugkomen bij diezelfde advocatuur. Er zijn in het tuchtrecht al duidelijk meer klachten tegen advocaten waar te nemen. Want als het zo uitkomt, maken ook zij deel uit van het vermaledijde establishment. Er is dan ook geen enkele reden om aan te nemen dat de storm die nu bij de rechtbanken raast, zachtjes aan de advocatuur zal voorbijgaan.
Weglaten
De invulling van die overkoepelende verantwoordelijkheid van de advocaat blijft een persoonlijke keuze. Juist dat aspect maakt het vak zo bijzonder en houdt het bij de tijd. Een mooi voorbeeld zag ik twaalf jaar geleden bij een gedreven collega. Zij stond een vrouw bij in een arbeidszaak waarbij de kantonrechter zich tijdens de mondelinge behandeling een bot vooroordeel liet ontvallen. De advocaat vroeg hierop rustig een korte schorsing voor overleg met de rechter en haar confrère, zónder partijen. Zij legde het pijnpunt neer, kreeg excuses en later een uiterst genuanceerd vonnis.
Net als bij Nijntje gaat het ook in het rechtsbedrijf om de kunst van het weglaten.
Julien Luscuere, advocaat te Rotterdam
Noten
1. http://sargasso.nl/archief/2010/10/20/rechter-omgekocht-in-nijntje-rechtszaak/.
2. http://www.rechtspraak.nl/Gerechten/Rechtbanken/Amsterdam/Actualiteiten/Reactie+op+berichtgeving+in+De+Telegraaf.htm.
3. Zie het Jaarverslag 2009 van de Raad voor de rechtspraak op rechtspraak.nl.
4. Violet Cotterell, 2007 http://www.persprijsvanveen.nl/jacques-van-veen/portret-jacques-van-veen-1920-2007.html.
5. Zie voor een interview met de advocaten Ronald van der Horst, Anique Slijters en Bart Nooit-gedagt: download.omroep.nl/nos/vodcast/2007/november/Aflevering25HetProtest.mp4.
6. Al in december 2006 werden deze ontwikkelingen opgetekend door prof. Pieter Ipsel en Susanne Heegter-Hertter in het onderzoek en symposium ‘Sprekend over de rechtspraak’.
7. Op 12 oktober 2010 vond bij de Universiteit Utrecht een symposium plaats ‘Wraking of wraak’, waarin de toename van wrakingsverzoeken werd besproken. (Zie Advocatenblad 2010-14, van 22 oktober jl., p. 509.)
8. Jan Loorbach vatte deze treffend samen in zijn dekenrede op het laatste Jaarcongres (zie voor de tekst Advocatenblad 2010-13, van 1 oktober jl.).