Jongeren kunnen hun hersenen nog niet optimaal gebruiken, want die zijn nog niet volgroeid. Wetenschappers pleiten daarom voor verhoging van de leeftijd waarop het jeugdstrafrecht kan worden toegepast.
Tijdens het minisymposium over jeugdstrafrecht van de rechtbank Haarlem, 7 oktober jl., sprak Lydia Krabbendam, psychologie en pedagogiek Vrije Universiteit, als een van de drie wetenschappers. Ze schetste de ontwikkeling van het brein bij de adolescentie. Hoe kijken jongeren aan tegen risico’s als onveilige seks, winkeldiefstal of het meerijden met een dronken bestuurder? Het antwoord was verrassend: niet anders dan volwassenen, maar ze zijn wel makkelijker te beïnvloeden om zich eraan over te geven. In het bijzijn van een leeftijdgenoot wordt de drempel al snel verlaagd.
Meisjes puberen niet alleen eerder dan jongens, ze zijn ook eerder volwassen en de oorzaak wordt gezocht in het feit dat hun frontale cortex verder is ontwikkeld dan bij jongens. Krabbendam: ‘Elk gedrag heeft een neurobiologische grondslag, zowel bij volwassen als bij adolescenten.’ In hoeverre mag je dan iemand verantwoordelijk houden voor zijn daden? Volgens haar kan de neurobiologie daar geen antwoord op geven, ‘omdat het antwoord daarop normatief is’.
Paul Vlaardingenbroek, hoogleraar familie- en jeugdrecht in Tilburg, pleitte voor het verhogen van de leeftijd waarop ook nog jeugdstrafrecht kan worden toegepast, van 21 jaar naar circa 24 jaar, een leeftijd waarop het brein als volgroeid wordt beschouwd. Het huidige jeugdstrafrecht heeft volgens hem vrijwel niets te bieden aan jongeren met een psychiatrische problematiek. Kun je jongeren verantwoordelijk houden voor de biologische erfenis waarmee zij zijn geboren? Vlaardingenbroek hield het erop dat dit ‘een zeer lastig vraagstuk’ was. Hij beklemtoonde het belang van een vroege signalering en diagnose en een vroegtijdig hulpaanbod, gevolgd door vrijwillige hulp en zorg, ‘desnoods met drang of zelfs dwang’.
In ieder geval niet zwaarder
De derde wetenschapper die in Haarlem het woord voerde was Dick Swaab, hoogleraar neurobiologie aan de Vrije Universiteit te Amsterdam en auteur van het recent verschenen boek Wij zijn ons brein, een bestseller waarvan in korte tijd al meer dan 30.000 exemplaren zijn verkocht. Hij heeft veel onderzoek gedaan naar de invloed die biochemische en hormonale factoren op de hersenen hebben tijdens de zwangerschap. Enkele van zijn uitspraken: ‘Een kind in de baarmoeder met een rokende moeder heeft negen maal zoveel kans op ADHD dan als de moeder niet rookt’; ‘Jongens zijn agressiever door een testosteronpiek tijdens het tweede gedeelte van de zwangerschap’; ‘Kinderen die in de hongerwinter zijn geboren, hebben tweemaal zoveel kans op schizofrenie en verouderen sneller’; ‘De piek rond het moorden ligt bij circa 20 jaar, het neemt af na het 24ste jaar. Dit gebeurt niet omdat het testosteron dan afneemt, maar omdat het voorste deel van de hersenen dan groeit. Dat deel van de hersenen is namelijk verantwoordelijk voor een demping van de impulsiviteit en het zorgt voor de vorming van onze morele kaders’.
Na de geboorte is er nog lang sprake van een onvolgroeid brein. Tot het vierde jaar is er een toename van hersencellen, maar het groeiproces is pas zo rond het 24ste jaar voltooid. Daarom pleit ook Swaab voor het verhogen van de leeftijdgrens voor het toepassen van het jeugdstrafrecht – terwijl veel politici die grens juist willen verlagen. Blijft over de hamvraag: kun je iemand wel straffen voor daden die voortkomen uit een brein dat nog onvolgroeid is? Daarover waren alle sprekers zeer behoedzaam: straffen, maar niet met de mode van de zwaardere straffen meegaan. Zoek naar effectieve straffen, zorg voor een vroege diagnose en hulp – en pas het jeugdstrafrecht langer toe.
Theo van Schagen, redactielid