Hebt u na het leggen van conservatoir derdenbeslag en na het ontvangen van een niet acceptabele verklaring derde-beslagene ingevolge art. 476a Rv wel eens de mededeling van die derde1 gekregen dat dé tweemaandentermijn voor betwisting dan wel aanvulling van de verklaring na de datum vanaf het afgeven van de verklaring is verstreken? Die verklaring ingevolge art. 476a Rv dient de derde-beslagene in elk geval af te leggen nádat vier weken sedert de beslaglegging verstreken zijn.2 En kwam u toen, nadat u een en ander in lichte paniek had nagekeken, tot de conclusie dat u het wel degelijk goed had gedaan?

Art. 723 Rv zegt dat de in art. 477 Rv bedoelde verplichting van de derde tot afgifte en de in art. 477a Rv bedoelde bevoegdheid van de executant tot betwisting van de verklaring van de derde niet ingaat dan nadat vier weken sedert de in art. 722 Rv genoemde betekening verstreken zijn. Art. 722 Rv zegt dan vervolgens dat de betekening aan de derde, in lid 1 van art. 704 Rv voorgeschreven, dient te geschieden binnen één maand nadat ter zake van de hoofdvordering een executoriale titel is verkregen en deze voor tenuitvoerlegging vatbaar is geworden. Blijft betekening binnen deze termijn uit, dan zijn de betalingen door de derde gedaan ‘van waarde’. Wat er staat is niet meer of anders dan dat een in het kader van een conservatoir derdenbeslag ontvangen verklaring derde-beslagene niet al direct na het ontvangen van die verklaring kan worden betwist. Er zal moeten worden gewacht totdat het beslag executoriaal is geworden. Betwisting kan pas plaatsvinden vier weken (zoals genoemd in art. 723 Rv) nadat betekening (binnen de maandtermijn genoemd in art. 722 Rv) van de executoriale titel is verstreken.
De beslaglegger zal het nodige geduld moeten hebben en kan niets met de verklaring derde-beslagene totdat een termijn van vier weken na betekening van de executoriale titel is verstreken.3 Geduld moet overigens niet alleen door de beslaglegger worden opgebracht, maar ook de derde-beslagene zal dat moeten hebben. Dat geldt niet alleen (zoals bij de bank) voor het gedurende die tijd moeten vasthouden van gelden, maar in voorkomende gevallen ook voor het paraat moeten blijven houden van dossiers. Bijvoorbeeld door een verzekeraar onder welke derdenbeslag wordt gelegd ten laste van een verzekerde met wie hij een polisdispuut heeft. Het komt voor dat een dergelijk polisdispuut tussen verzekeraar en verzekerde (is er dekking voor een bepaalde schade of niet?) uiteindelijk eerst in de verklaringsprocedure wordt beslecht. Het spreekt voor zich dat de executoriale titel ook daadwerkelijk binnen één maand na het verkrijgen daarvan aan de derde moet worden betekend. Gebeurt dat niet, dan zijn betalingen door die derde gedaan als aangegeven ‘van waarde’.
Over betekenen gesproken: het spreekt evenzeer voor zich dat de beslaglegger op straffe van nietigheid van het beslag verplicht is om, zo de eis in de hoofdzaak na het beslag wordt ingesteld, binnen acht dagen na het instellen een afschrift van de dagvaarding – of, zo de eis op enige andere wijze is ingesteld, van het stuk waarbij dat is geschied – aan de derde te betekenen. Ook dat wordt – helaas – nog wel eens veronachtzaamd en dat leidt ertoe dat er opnieuw beslag moet worden gelegd, met het risico dat bij het andermaal leggen van het beslag niets (meer) wordt getroffen. Mutatis mutandis geldt dit ook voor het ongebruikt laten verstrijken van de maandtermijn van art. 722 Rv. Maar als de derde al heeft betaald alvorens herhaald derdenbeslag wordt gelegd, heeft de executant natuurlijk wel het nakijken. Het spreekt (nu) evenzeer vanzelf dat de verklaringsprocedure eerst na ommekomst van de vierwekentermijn na het betekenen van de executoriale titel aan de derde kan worden begonnen.
Speelt de tweemaandentermijn van art. 477a lid 2 Rv dan helemaal geen rol in geval (eerst) conservatoir beslag is gelegd en dat beslag in de executoriale fase is overgegaan? De verklaring derde-beslagene ingevolge art. 476a Rv kan tenslotte al veel eerder in de conservatoire fase zijn afgelegd. Rechtsvordering geeft daar geen duidelijk antwoord op. De literatuur gelukkig wel.4 Om te voorkomen dat bij conservatoir derdenbeslag deze termijn, na het afleggen van de verklaring derde-beslagene, reeds lang verstreken is, zal moeten worden aangenomen dat deze pas gaat lopen nadát de termijnen van de artt. 722-723 Rv zijn verstreken. De fatale termijn van twee maanden is er uiteindelijk dus wel degelijk, met alle gevolgen van dien als deze termijn (en die van de artt. 722-723 Rv) niet in acht wordt (worden) genomen. In de conservatoire fase speelt die termijn in elk geval nog geen rol.

Kortom: betekenen van de executoriale titel binnen één maand nadat deze voor tenuitvoerlegging vatbaar is geworden; betwisten van de verklaring derde-beslagene niet eerder dan vier weken na betekening van de executoriale titel; én binnen twee maanden na afloop van die vier weken de verklaringsprocedure instellen op straffe van verval van de bevoegdheid de verklaring te betwisten.

(Marc Padberg, redactielid)

Noten
1. Dergelijke mededelingen komen meestal niet uit de hoek van de banken – die zijn gepokt en gemazeld – maar verzekeraars gaan met enige regelmaat in de fout.
2. En niet binnen vier weken na het beslag; zie daarover R. de Groot, ‘Een hardnekkig misverstand’, in: Advocatenblad 2007, p. 322.
3. Een kort geding tot rectificatie behoort wellicht technisch gezien tot de mogelijkheden, maar of een voorzieningenrechter daar positief op zal reageren, is gezien de capaciteit van de rechtbanken de vraag.
4. L.P. Broekveldt, Derdenbeslag. Serie Burgerlijk Procesrecht in Praktijk, p. 702. Ook bij overschrijding van deze termijn geldt overigens dat er theoretisch gezien opnieuw beslag kan worden gelegd.

Advertentie