Ondanks de tuchtrechtelijke tik op de vingers van de advocaat wegens zijn betrokkenheid bij een no cure no pay-afspraak liet de civiele rechter deze afspraak in stand. Maar voor no cure no pay is de tuchtrechtelijke weg nog niet vrij.

Mevrouw Thomas, aan wie in de media steevast wordt gerefereerd als de ‘SM-meesteres’, was in 1996 slachtoffer van een verkeersongeval en trachtte haar schade te verhalen op Allianz, de verzekeraar van de automobilist. Vanaf 2000 werd zij daarin bijgestaan door mr. Verkruisen. Namens haar dagvaardde hij eind 2001 Allianz tot vergoeding van ruim 1,3 miljoen euro. Eind 2002 – voordat de rechtbank in deze letselschadezaak enig (tussen)vonnis had gewezen – kon Thomas de rechtsbijstandkosten van Verkruisen niet meer betalen. Verkruisen bracht haar in contact met NLS, die bereid was de financiering van de rechtsbijstand over te nemen. Op grond van de daarop gesloten overeenkomst cedeerde mevrouw Thomas haar vordering op Allianz aan NLS, betaalde NLS de declaraties van Verkruisen, kreeg NLS deze vergoed uit de eventueel van Allianz te ontvangen schadevergoeding en zou NLS van het restant nog 40% (en de btw daarover) ontvangen. Eind 2007 bood Allianz een schikkingsbedrag van € 750.000, wat door Thomas werd geaccepteerd.
En toen kwam de eindafrekening: na aftrek van Verkruisens eigen declaraties (€ 120.000) en de 40% met btw voor NSL kon mevrouw een bedrag van € 340.000 tegemoet zien. Over deze afrekening ontstond discussie, waarna Verkruisen zich onttrok aan de zaak wegens conflicterende belangen. Inmiddels was Thomas gebleken dat het bestuur van NLS bestond uit de moeder en de oom van Verkruisen.
In de tuchtprocedure betoogde Thomas dat de door Verkruisen aangedragen constructie voor de verdere procesfinanciering ontoelaatbaar was. Het Hof van Discipline was dit met haar eens. De ontoelaatbaarheid zat hem volgens het hof niet in enig persoonlijk gewin van Verkruisen: het hof had niet kunnen vaststellen dat hij een deel van de inkomsten van NLS kreeg; de familierelatie met de bestuursleden vormde daartoe onvoldoende bewijs. Het venijn school volgens het hof in het – met zoveel woorden door Verkruisen erkende – feit dat NLS ‘op het kompas van mr Verkruisen voer’ bij het inschatten van de proceskansen en -kosten én bij de bepaling van het aan NLS toevallende percentage van de eventuele schadevergoeding. Dit maakte dat Verkruisen van meet af aan tegenstrijdige belangen behartigde en er dus sprake was van tuchtrechtelijk laakbaar handelen.
Met de tuchtrechtelijke veroordeling in de hand stapte Thomas vergeefs naar de civiele rechter. Volgens de rechtbank is de no cure no pay-constructie toelaatbaar, omdat mevrouw Thomas een overeenkomst met NLS had en alleen NLS (dus niet Verkruisen) het risico liep met alle proceskosten te blijven zitten wanneer de procedure tegen Allianz niets zou opleveren. Weliswaar heeft de rechtbank, net als de tuchtrechter, weinig waardering voor de opstelling van Verkruisen, maar dat baat Thomas niet omdat de regels die voor advocaat Verkruisen gelden niet toepasselijk zijn op de relatie tussen Thomas en NLS. Volgens de rechtbank mag NLS dit soort afspraken maken én mag Verkruisen cliënten wel wijzen op organisaties die werken op basis van no cure no pay.

Al met al een opvallende uitspraak, omdat de rechtbank de constructie van een tussengeschoven derde partij ten behoeve van een no cure no pay-afspraak goedkeurt. De rechtbank bekritiseert Verkruisen wegens de familierelaties met NLS, maar zijn opstelling is geen reden de constructie te vernietigen of hem anderszins een civiel verwijt te maken. Wanneer deze uitspraak in stand blijft zet dat de – civiele – deur open voor vergelijkbare constructies, zeker wanneer familie- of andere aantoonbare banden tussen advocaat en no cure no pay-organisatie vermeden worden. Maar advocaten die een dergelijke constructie willen optuigen moeten beducht blijven voor een waarschijnlijk kritische blik van de tuchtrechter.

(Leonie Rammeloo, redactielid)

Stand van zaken No cure, no pay
Op 25 maart 2004 besloot het College van Afgevaardigden het verbod op resultaatgerelateerde beloning in de Verordening op de praktijkuitoefening te versoepelen. Een experiment zou uitwijzen of het zinvol was om op basis van no cure no pay te werken. Het besluit werd door toenmalig minister van Justitie Donner op 9 maart 2005 vernietigd wegens strijdigheid met het algemeen belang. Bij brief aan de Tweede Kamer van 2 december 2009 stelde toenmalig staatssecretaris Albayrak zich op het standpunt dat de toegang tot het recht ermee gebaat is als de advocatuur nieuwe, voor de rechtzoekende aantrekkelijke, betalingsarrangementen ontwikkelt, op voorwaarde dat de onafhankelijkheid van de advocaat niet in geding komt en de toegang tot het recht voor de rechtzoekende is gewaarborgd. Op 18 maart 2010 heeft Hirsch Ballin de Orde uitgenodigd met een voorstel te komen voor een experiment met resultaatgerelateerde beloning. De Algemene Raad beraadt zich hierover.
(red.)

Advertentie