Amerikaanse balie in opstand tegen overheidsbemoeienis
Amerikaanse ‘kredietverstrekkers’, moeten een waarschuwingssysteem tegen identiteitsdiefstal optuigen. Ook advocaten moesten eraan geloven. De balie protesteerde en kreeg haar zin.
Waar Nederlanders bij identiteitsdiefstal wellicht denken aan kleinere misdrijven zoals nepagenten of ‘meteropnemers,’ is identity theft in Amerika een serieus probleem; en afgaand op de cijfers van de Federal Trade Commission (FTC) een groeiend probleem. Kreeg deze organisatie in 2000 31.103 meldingen van identity theft, in 2009 waren dat er 278.078, met een totale schade van 1,7 miljard dollar.
Een belangrijk deel van deze schade vloeit voort uit creditcardfraude. Het verkrijgen van een creditcard is in Amerika relatief eenvoudig. Vaak is het niet meer dan het terugsturen van een ingevulde antwoordkaart. En met zo’n 1,6 miljard creditcards in omloop – gemiddeld vijf per Amerikaan – kan het lastig zijn om te controleren of de aanvrager ook degene is die de rekeningen betaalt.
Tegenwoordig wijzen creditcardverstrekkers in televisiespotjes op de gevaren van slordig creditcardgebruik, maken banken reclame met hun identity theft proof diensten en doen bedrijven die slachtoffers bijstaan hun identiteit terug te krijgen goede zaken. In 2003 trad de Fair and Accurate Credit Transactions Act in werking en in 2006 werd een presidentiële Task Force on Identity Theft in het leven geroepen. Met de verplichting voor ieder bedrijf dat achteraf diensten en producten in rekening brengt een waarschuwingssysteem te installeren – de zogenaamde Red Flags Rule – zouden voortaan bij iedere creditor de alarmbellen afgaan zodra zich ongewone of verdachte transacties voordeden. Om dat te garanderen verplicht de Red Flags Rule bedrijven een lid van het managementteam verantwoordelijk te maken voor de implementatie. Verder krijgen medewerkers training om waarschuwingssignalen – red flags – te kunnen herkennen, worden procedures opgesteld hoe te handelen als die ontdekt worden en moet eventuele hard- en software aangeschaft worden om transacties en documentatie te controleren.
‘Bedreigend voor vertrouweling’
Dat voorstel stuitte op felle kritiek onder advocaten. Niet alleen zou de regeling hoge kosten met zich meebrengen, volgens de American Bar Association (ABA) schoot de ruime interpretatie van het begrip creditor zijn doel voorbij. Advocaten handelen niet als kredietverstrekkers, maar doen hun werk: cliënten vooraf laten betalen is in hun ogen ethisch onverantwoord. Bezwaarlijker was echter dat de overheid zich op ‘ongeautoriseerde en onrechtvaardige wijze bemoeit met de advocatuur,’ aldus voormalig ABA president Carolyn Lamm, en dat ‘bedreigt de onafhankelijkheid van de advocaat en diens rol om als vertrouweling van zijn cliënt op te treden’. Tot slot werd de FTC erop gewezen dat men niet één geval van identity theft kon aanwijzen die zijn oorsprong had op een advocatenkantoor.
De FTC negeerde de kritiek wat leidde tot een storm van protest vanuit lokale balies. De federale overheid zou buiten haar boekje gaan door zich zo direct te bemoeien met de advocatuur – een recht dat van oudsher voorbehouden is aan de individuele staten. Ook zou de regeling nergens op slaan: alleen als een dief de juridische problemen, waarvoor het slachtoffer de hulp van een advocaat zoekt, overneemt, heeft het aannemen van iemands identiteit via een advocatenkantoor zin.
Gesterkt door deze landelijke bijval stapte de ABA naar de rechter – en kreeg gelijk.