Als de herziening van de gerechtelijke kaart wet wordt, zal dat niet alleen de dagelijkse praktijk van de advocaat raken, maar ook de organisatie van de advocatuur. ‘Zodra met het aantal arrondissementen ook het aantal plaatselijke Ordes wordt teruggebracht, helpt daaraan geen enkel advies of voornemen uit onze eigen gelederen.’
Op 17 december jl. is het concept wetsvoorstel Wet herziening gerechtelijke kaart (hierna: het ‘Voorstel’) met concept memorie van toelichting (hierna: de ‘Memorie’) ter consultatie voorgelegd.1 Het aantal hofressorten vermindert tot vier en het aantal arrondissementen tot tien.2
De tien arrondissementen zijn: Amsterdam (het huidige arrondissement minus Gooi en Vechtstreek), Den Haag (zoals het is), Limburg (de arrondissementen Maastricht en Roermond), Midden-Nederland (het huidige arrondissement Utrecht, plus de Gooi en Vechtstreek en de provincie Flevoland), Noord-Holland (de arrondissementen Alkmaar en Haarlem), Noord-Nederland (de arrondissementen Groningen, Leeuwarden en Assen), Oost-Brabant (het arrondissement Den Bosch), Oost-Nederland (de drie arrondissementen Arnhem, Zutphen, Almelo plus het Overijsselse deel van het arrondissement Zwolle), Rotterdam (de arrondissementen Dordrecht en Rotterdam) en Zeeland-West-Brabant (de arrondissementen Breda en Middelburg).
De vier hofressorten zijn: Amsterdam (bestaande uit de nieuwe arrondissementen Amsterdam en Noord-Holland), Arnhem-Leeuwarden (dat de nieuwe arrondissementen Midden-Nederland, Noord-Nederland en Oost-Nederland om-vat), Den Haag (de arrondissementen Den Haag en het nieuwe Rotterdam) en ’s-Hertogenbosch (bestaande uit de nieuwe arrondissementen Limburg, Oost-Brabant en Zeeland-West-Brabant).
Zittingsplaatsen: aanwijzen en opheffen
In het huidige systeem heeft elk van de 19 arrondissementen een hoofdplaats, tevens de naamgever van het arrondissement, en kennen zij samen 29 nevenvestigingsplaatsen en 9 nevenzittingsplaatsen (in totaal 57 plaatsen). Het Voorstel kent slechts ‘zittingsplaatsen’.3 Die kunnen worden aangewezen bij AMvB. Het voornemen is op die manier 32 zittingsplaatsen aan te wijzen, namelijk de 19 hoofdplaatsen van de huidige arrondissementen, plus 13 nevenvestigings- en nevenzittingsplaatsen.4 De vier hoven krijgen volgens het Voorstel in totaal 21 zittingsplaatsen.5
Alle 57 huidige plaatsen waarvandaan nu nog recht wordt gesproken blijven echter voorlopig toch in stand. Dat wordt mogelijk gemaakt door art. 20 lid 2 RO (nieuw) in combinatie met overgangsrecht, zoals neergelegd in art. XXXVI E Voorstel. Art. 20 lid 2 RO (nieuw) bepaalt namelijk dat ook de Raad voor de rechtspraak (de ‘Raad’), na inachtneming van enige consultatievoorschriften, voor elk gerecht ‘overige zittingsplaatsen’ kan aanwijzen, al dan niet voor een bepaalde periode. Art. XXXVI E Voorstel bepaalt dat elke nevenlocatie zoals die bestaat op de dag voorafgaand aan de inwerkingtreding van het Voorstel per het moment van inwerkingtreding daarvan zal worden aangemerkt als zijnde een door de raad aangewezen zittingsplaats, indien deze nevenlocatie niet reeds als zittingsplaats is aangewezen in de AMvB ex art. 20 lid 1 RO (nieuw).
De Memorie stelt dat de aanwijzingsbevoegdheid van de raad ex art. 20 lid 2 RO (nieuw) impliceert dat de raad ook nevenlocaties kan opheffen.6 Hoewel niet met zoveel woorden gesteld, lijkt deze opheffingsbevoegdheid slechts de door de raad aangewezen ‘overige’ zittingsplaatsen te kunnen betreffen en niet de bij AMvB aangewezen zittingsplaatsen.
Het vermoeden dringt zich op dat de Raad daadwerkelijk van zijn – ten aanzien van tijdelijke nevenzittingsplaatsen nu al bestaande7 – opheffingsbevoegdheid gebruik gaat maken. De Memorie stelt namelijk8 dat sluiting van diverse kleine locaties noodzakelijk is ‘om de belangen van een kwalitatief goede rechtspraak veilig te stellen’. Die inkrimping van het aantal gerechtelijke locaties moet echter zorgvuldig geschieden, waarbij elk besluit tot aanwijzing of sluiting van de raad krachtens art. 106 RO door de minister kan worden vernietigd. Dat zal al met al dus wel de nodige tijd gaan vergen.
Voldongen feiten voor reorganisatie Ordes
In opdracht van de Orde is de laatste tijd nogal wat afgeadviseerd over een mogelijke bestuurlijke reorganisatie van de plaatselijke en landelijke Ordes. Over de adviezen van de Commissie bestuurlijke vernieuwing, ook wel de Commissie-Huydecoper (en over die van Doctors van Leeuwen) is in het Advocatenblad al aardig wat geschreven. Als het Voorstel wet wordt, kunnen we ons de moeite besparen verder te praten en te denken over wezenlijke onderdelen van die adviezen. Het Voorstel creëert namelijk ten aanzien van de reorganisatie van de plaatselijke Ordes en het landelijk College van Afgevaardigden een aantal voldongen feiten.9
De gezamenlijke advocaten met kantoor in een zelfde arrondissement vormen de orde van advocaten in dat arrondissement. De bepaling die dit regelt (art. 17 lid 2 Advocatenwet) blijft onder het Voorstel ongewijzigd. Als het aantal arrondissementen door het Voorstel vermindert tot tien, dan wordt daardoor van rechtswege ook het aantal plaatselijke Ordes terug gebracht tot tien, die georganiseerd zullen zijn langs de lijnen van de nieuwe arrondissementen.10 Daaraan helpt geen enkel advies of voornemen binnen onze eigen gelederen, hoe getalsmatig zinvoller of logischer die ook zouden zijn.
Het Voorstel voorziet in een overgangsregeling voor de inkrimping van 19 naar 10 plaatselijke Ordes (art. XXXVI L Voorstel). De Algemene Raad moet, na een consultatie die aan de inwerkingtreding van het Voorstel vooraf moet gaan, per de inwerkingtreding van het Voorstel voorlopige dekens en leden van de raden van toezicht aanwijzen voor de tien nieuwe plaatselijke Ordes. Vervolgens moeten binnen drie maanden na de inwerkingtreding de nieuwe Ordes op reguliere wijze hun nieuwe dekens en leden van de raden van toezicht kiezen.
Voor de samenstelling van het College van Afgevaardigden, dat thans 93 leden telt, wordt in art. VI B Voorstel art. 20 Advocatenwet gewijzigd. In plaats van de daarin nu genoemde zeven getalsmatige categorieën Ordes komen drie categorieën, namelijk tot 1500 advocaten, tussen de 1500 en 3000 advocaten en meer dan 3000 advocaten. Deze categorieën mogen respectievelijk vier, zes en acht afgevaardigden leveren. Deze categorieën en aantallen afgevaardigden zijn overigens gelijk aan de voorstellen van de Commissie-Huydecoper. Over de duim rekenend aan de hand van de aantallen advocaten in de huidige arrondissementen, zullen de nieuwe Ordes bestaan uit vijf ‘kleine’, vier middelgrote en één grote. Dat levert 52 leden op van het College van Afgevaardigden.
In de overgangsregeling blijft het College maximaal drie maanden na de inwerkingtreding van het Voorstel samengesteld zoals het was.11 Gedurende die periode moeten de nieuwe plaatselijke Ordes de nieuwe (aantallen) afgevaardigden kiezen.
Nu de raden van discipline langs de lijnen van de hofressorten georganiseerd zijn en blijven,12 zullen die moeten worden aangepast aan de nieuwe ressortgrenzen. Heel ingewikkeld is dat voor het grootste deel niet. De raad van discipline van Amsterdam oud wordt die van Amsterdam nieuw, die van ’s-Gravenhage oud wordt die van Den Haag nieuw en die van ’s-Hertogenbosch oud wordt die van ’s-Hertogenbosch nieuw.13 Alleen bij de raden van Arnhem en Leeuwarden is het wat ingewikkelder (zie kader).
Hervorming? Eerst consultatie
Het Voorstel wijzigt de gerechtelijke kaart ingrijpend. Dat gelijktijdig ook het College van Afgevaardigden en de plaatselijke Ordes zullen worden heringericht, lijkt tot dusverre wat aan de aandacht te zijn ontsnapt. Als men binnen de Orde invloed op de hervormingen van de eigen organisatie wil, zal men zich eerst moeten richten op inspraak via consultatie op het Voorstel, en vervolgens op veranderingen op die gebieden waar het Voorstel – zodra dat wet is geworden – géén voldongen feiten presenteert.
Eerste veranderingen
De onmiddellijke wijziging van het Voorstel voor procederende advocaten is dat Zeeuwse zaken in hoger beroep aan het Hof ’s-Hertogenbosch zullen moeten worden voorgelegd in plaats van aan het huidige Hof ‘s-Gravenhage, gelijk Utrechtse zaken oostwaarts naar het Hof Arnhem-Leeuwarden moeten in plaats van naar het huidige Hof Amsterdam. Nu Arnhem en Leeuwarden zittingsplaatsen van hun nieuwe hof blijven, zal feitelijk in het enorme nieuwe hofressort Arnhem-Leeuwarden wel niet zo veel wijzigen.
Raad van discipline Arnhem-Leeuwarden
Nu het nieuwe ressort Arnhem-Leeuwarden maar één raad van discipline kan kennen, bepaalt art. XXXVI L onder 6. Voorstel dat het bestaande College van Afgevaardigden na de nodige consultatie uit de (plaatsvervangende) leden-advocaten van de huidige raden van discipline van de huidige ressorten Arnhem en Leeuwarden de (plaatsvervangende) leden-advocaten aanwijst van de nieuwe Raad van discipline Arnhem-Leeuwarden. Zodra de nieuw verkozen raden van toezicht en het college van afgevaardigden nieuwe stijl zijn geïnstalleerd, moeten die in overstemming met het ongewijzigde art. 46b lid 4 Advocatenwet de nieuwe (plaatsvervangende) leden-advocaten van de Raad van discipline Arnhem-Leeuwarden voordragen, respectievelijk uit de voorgedragenen kiezen.*
* Art. 46b lid 2 Advocatenwet wordt niet gewijzigd. Dit bepaalt dat de (plaatsvervangende) voorzitters van de raden van discipline worden benoemd door de Minister van Justitie. Dat zowel tijdelijk als definitief ook een nieuwe voorzitter en een nieuwe plaatsvervangend voorzitter van de Raad van discipline Arnhem-Leeuwarden moeten worden benoemd, lijkt in de ijver van het schrijven van het overgangsrecht te zijn vergeten.
Georg van Daal, advocaat te Amsterdam14
Noten
1. Zie www.internetconsultatie.nl/herzieninggerechtelijkekaart. Inspraak is mogelijk tot ‘half februari’. Mocht u van de consultatiemogelijkheid actief gebruik maken, wilt u uw reactie dan ook sturen naar Jan Suyver, algemeen secretaris van de Orde: [email protected] (red.).
2. Het Voorstel vervangt in Artikel I de artikelen 1 tot en met 12 van Wet op de rechterlijke indeling door de nieuwe artikelen 1 tot en met 17 van de gewijzigde Wet op de rechterlijke indeling.
3. NB: de arrondissementen hebben dus géén hoofdplaatsen meer.
4. Zie het door art. II G Voorstel gewijzigde art. 20 lid 1 RO. Bij de inwerkingtreding van het Voorstel zou een AMvB in werking moeten treden waarin de 32 zittingsplaatsen worden aangewezen, zie Memorie, p. 5-6.
5. Zie de lijst op p. 6 van de Memorie.
6. Op p. 7.
7. Op grond van de artt. 7 en 8 Besluit nevenvestigings- en nevenzittingsplaatsen kan de raad nu al – maar uitsluitend: – tijdelijke nevenzittingsplaatsen van de hoven en rechtbanken aanwijzen, en dus ook opheffen.
8. Op p. 7.
9. Waartegen diegenen die zich daartoe geroepen in het kader van de consultatie natuurlijk kunnen ingaan.
10. Zie hierover de Memorie, p 15-17.
11. Art. XXXVI L Voorstel overgangsrecht, onder 3.
12. Art. 46a lid 1 Advocatenwet, dat ongewijzigd blijft.
13. Art. XXXVI L onder 4 Voorstel.
14. Bij VMW Taxand te Amsterdam.