De praktijk van Liesbeth Zegveld: niet voor mensen die direct resultaat willen zien
De internationale humanitaire zaken van Liesbeth Zegveld lopen wel een jaar of tien, en de uitkomst is uiterst onzeker. Ze laat zich niet ontmoedigen. ‘Als het recht voor deze mensen niets kan betekenen, wat heeft het recht dan voor betekenis?’
Halverwege het interview moet Liesbeth Zegveld even weg om een telefoontje aan te nemen. Het was Anne de Jong, vertelt ze bij terugkeer, een van de opvarenden van het door Israël aangevallen hulpkonvooi voor Gaza. De activiste is net terug uit een Israëlische gevangenis, werd op Schiphol bijna overspoeld door de media en klopte bij Zegveld aan voor bijstand. Het is de zoveelste zaak die Liesbeth Zegveld in de aandacht van de media zal plaatsen.
De Zaken
Op papier ziet het curriculum van Liesbeth Zegveld (40) er sprookjesachtig uit. In 2000 cum laude gepromoveerd, vijf jaar later partner bij Böhler Franken Koppe Wijngaarden, een baan die ze sinds 2006 combineert met een aanstelling voor vier uur per week als hoogleraar in Leiden. Slechts vijftien zaken heeft ze lopen, maar de dossiers zijn een slag dikker dan gemiddeld. Zoals Srebrenica, Irak, Rwanda, Trafigura en nu dus ook Gaza – grote conflicten waarin slachtoffers met hulp van Zegveld genoegdoening hopen te vinden voor het hun toegebrachte leed. En wat is er nou mooier dan te strijden voor De Goede Zaak?
Toch ervaart Zegveld haar carrière niet als een sprookje. ‘Het voelt voor mij logisch aan. Dit is wat ik graag wil doen en hier heb ik naartoe gewerkt. Tijdens mijn studie raadden mijn ouders me aan ondernemingsrecht te gaan doen, of belastingrecht. Maar de belangstelling voor de harde civiele zaken ontbrak bij mij. Bij een studentenuitwisseling ontmoette ik in Orléans een Amerikaanse studente literatuurgeschiedenis. Je kon haar wakker maken en dan ging ze spontaan een gedicht voordragen, die passie zocht ik. Toen en daar heb ik besloten welke kant ik op wilde en vanaf dat moment is het in één rechte lijn gegaan.’
Gevraagd naar concrete successen reageert ze wat defensief: ‘Je moet je realiseren dat wat ik sinds 2000 doe tot dan toe niet werd gedaan. Oorlogsrecht was niet geschreven voor individuen. Het onderwerp staat nu veel meer op de kaart en de meeste grote zaken lopen nog. De slachtoffers hebben een legitieme vordering, maar het aantal slachtoffers en het politieke karakter van de zaak schrikken rechters af. Herhaaldelijk vraagt de rechtbank: u komt toch niet met duizenden slachtoffers?’
De eerste grote zaak was Srebrenica. ‘In 2002 werd ik gebeld door Buitenhof. Het NIOD-rapport was net af, en ze zeiden: we horen niets over de slachtoffers. Ik zat daar met Mient-Jan Faber. Hij zette zich in voor de nabestaanden, die al zeven jaren op zoek waren naar bijstand. Ze wilden een vorm van erkenning voor hun leed. We hebben die zaak in eerste instantie glansrijk verloren. Het hoger beroep is net begonnen.’
Niets voor mensen die graag direct resultaat zien, beaamt Zegveld. ‘Ik had een keer contact met een Amerikaanse advocaat die net als ik slachtoffers bijstond van het door Van Anraat aan Irak geleverde gifgas. Hij vroeg of er bij Van Anraat nog iets te halen viel. Toen ik zei van niet, had hij geen belangstelling meer. Die analyse maken wij niet, en onze cliënten ook niet.’
Waar gaat het Zegveld dan wel om? ‘Om de rechtsbeginselen, om mensen die in hun menswaardigheid zijn aangetast. Wij zijn niet primair uit op het geld. Het gaat om basiswaarden zoals het recht op leven, het verbod op foltering, het recht op familieleven en erkenning van het leed van mensen als gevolg van onrechtmatig handelen door de staat. Als het recht voor deze mensen niets kan betekenen, wat heeft het recht dan voor betekenis?’
Cliënt Hasan Nuhanovic
(slachtoffer Srebrenica):
vindt ‘Liesbeth een hardwerkende advocaat, een professional, maar ik heb haar ook zien huilen in de rechtszaal. Dat was toen ik mijn getuigenis aflegde. Ze kende alle details al, en toch moest ze huilen. Dat maakt haar naast een keiharde professional ook méns. Mensen vragen soms: hoe kun je haar vertrouwen? Ze is Nederlandse en je vecht tegen de Nederlandse staat! Maar ik vertrouw haar, al duurt de zaak veel te lang. Dat ligt niet aan haar, maar aan de wederpartij. Ik moet er niet aan denken een andere advocaat te nemen. We winnen samen, of we zinken samen.’
is benieuwd naar: ‘wanneer gaan we deze zaak winnen?’
Zegveld: ‘Wist ik het maar. We winnen deze zaak, maar er is een lange adem voor nodig.’
De Aanpak
Maar juist als het handelen van de staat ter discussie staat is het volgens Zegveld moeilijk om die erkenning te krijgen. ‘Nederland wil niet onder ogen zien dat in een oorlog slachtoffers gemaakt worden, en dat foutloos oorlogvoeren een fictie is. De eerste reactie van Nederland op schendingen van het oorlogsrecht is nooit het nemen van verantwoordelijkheid. De regering verwijst naar de Verenigde Naties, naar bondgenoten, of naar onduidelijkheid over de precieze toedracht’, aldus Zegveld.
In de zaak van de nabestaanden van Srebrenica tegen de Nederlandse Staat oordeelde de Haagse rechtbank dat Nederlandse militairen waarschijnlijk fouten hebben gemaakt, zo vertelt Zegveld, maar dat dit de nabestaanden niet kan baten omdat de VN hiervoor verantwoordelijk is. De Nederlanders droegen immers blauwe helmen. Maar de VN is als internationale organisatie immuun voor iedere vorm van rechtsmacht. Zo stuurt men slachtoffers van het kastje naar de muur, stelt Zegveld. ‘Ze hebben wel eens tegen me gezegd: “Als je gaat procederen gaan bij ons de luiken dicht”.’
Als de staat zo gaat steigeren, is het dan niet meer in het belang van de slachtoffers om in alle stilte een oplossing te bereiken? Zegveld, fel: ‘We gaan nooit zomaar procederen. In vrijwel alle zaken is het een laatste redmiddel. De Srebrenicaslachtoffers zijn zeven jaar op zoek geweest, ze kregen nul op het rekest. Pas toen we gingen procederen kregen ze het aanbod een kopje koffie te komen drinken bij de minister van Defensie. Als dat in het begin was gebeurd had het misschien gewerkt… Daarbij: we doen altijd eerst een handreiking.’
‘Neem Rawagadee. In dit Indonesische dorp hebben Nederlandse militairen tijdens de politionele acties in 1947 alle mannen gedood. De negen nabestaanden die ik vertegenwoordig willen helemaal niet procederen, ze zijn 87, 95 jaar oud. Maar er is geen beweging in te krijgen. Toen minister Koenders in Rawagadee mede naar aanleiding van die historie een ontwikkelingsproject startte, zei ik: “leg dan ook een relatie, spijker een bordje op de deur van de nieuwe school ter nagedachtenis van de slachtoffers.” Dat was niet bespreekbaar.’
‘Men vindt vaak dat deze mensen hun leven maar weer moeten oppakken. Maar ze zijn in de kern van hun bestaan aangetast. Srebrenica gaat nooit van tafel, tot er een oplossing is. En als het recht in Nederland die oplossing niet biedt, dan moeten we een andere route vinden. Wat mij betreft komt er een internationale Claim Commission voor Srebrenica, die de aansprakelijkheid en de claims per groep slachtoffers behandelt. Nederland zou daarin een duidelijke rol moeten spelen.’
NGO’er Elisabeth van der Steenhoven
(Mensen met een missie en Wo=Men):
vindt ‘dat Liesbeth Zegveld baanbrekend werk doet. Hulpverleners en organisaties in conflictgebieden maken daar dankbaar gebruik van. Er is ontzaglijk weinig reflectie en wetgeving over geweld tegen vrouwen als oorlogsinstrument, zoals in Oost-Congo, waar massale verkrachting wordt ingezet om de bevolking te demoraliseren.’
is benieuwd ‘wat Liesbeth vindt van transitional justice, waarbij in het kader van vredesprocessen met veel slachtoffers alternatieven worden ingezet voor de gewone rechter, om daders en slachtoffers te verzoenen.’
Zegveld: ‘Daar ben ik voorstander van, de VN zouden een permanente Claims Commission moeten instellen voor oorlogsslachtoffers. Die commissie kan dan via een softe administratiefrechtelijke procedure voor groepen slachtoffers de aansprakelijkheid en de claims vaststellen. Dan hoeven oorlogsslachtoffers alleen nog in puur nationale aangelegenheden naar de Nederlandse rechter.’
De Machten
Rationeel begrijpt ze die krampachtigheid van de Nederlandse staat wel: ‘Ik geloof niet dat de financiële kant de belangrijkste drijfveer is. Het gaat om politieke redenen, of men wil “onze jongens” niet afvallen. Dat geldt vooral voor Defensie. Er is een zekere spanning met Buitenlandse Zaken, die zijn flexibeler. Als het echt hoog oploopt komt Algemene Zaken erbij, maar Defensie is het meest krampachtig. Ze zouden meer begrip moeten tonen, aan slachtoffers duidelijk moeten maken dat ze een rol spelen die ertoe doet.’
Kan ze zich geen bijzondere omstandigheden voorstellen waarin het belang van een individu, hoe gerechtvaardigd ook, moet wijken voor grotere politieke belangen? Het antwoord is duidelijk: ‘Nee. Het onbestraft laten van een schending van het oorlogsrecht is in strijd met de rechtsstaat, met wat onze Grondwet zegt. De rechtsorde mag nóóit wijken voor een politiek belang, want dat belang zit daarin verdisconteerd.’
De rechtsorde moet dus boven de politiek gaan, maar het geloof dat dit ook gebeurt is bij Zegveld aan het wankelen. Ze vreest dat het landsbestuur invloed uitoefent op de toewijzing van zaken bij de Haagse rechtbank. In De Volkskrant van 2 juni jl. gaat Zegveld in op de wisseling van rechters in de zaak ‘Chipshol’ en in haar Srebrenicazaak: ‘Rechter Punt had drie jaar aan de Srebrenicazaak gewerkt. Hij had laten doorschemeren dat hij de vordering zou kunnen toewijzen. Twee maanden voor het pleidooi werd hij vervangen. Op mijn vraag waarom kreeg ik maar geen eenduidig antwoord. Zoals onze rechterlijke macht functioneert is niet transparant. Men zit bij elkaar om de hoek, men ziet elkaar op borrels en op het hockeyveld. Je kunt er de vinger niet opleggen dat het bestuur invloed uitoefent, maar “in ons land gebeurt dat niet” hoor je uit mijn mond niet meer komen.’
Landsadvocaat Bert-Jan Houtzagers
vindt ‘Liesbeth echt een advocaat met een missie, en dat waardeer ik in haar. Soms is de focus op de missie wel erg overheersend. Die krampachtigheid die zij ziet als het gaat om de positie van de staat herken ik niet – ik zie wel voorzichtigheid. Dat heeft ook te maken met de vraag: is er wel onrechtmatig gehandeld? Natuurlijk onderzoekt de staat wel degelijk of er redenen zijn om een zaak te schikken. De staat moet gelijke gevallen wel gelijk behandelen. Hij kan niet in één schrijnend geval zeggen: doe het maar zo en in een ander geval: doe maar niks. Er kan precedent-werking zijn en het gaat wel om gemeenschapsgeld!’
is benieuwd ‘naar de reden waarom Liesbeth aarzelt over de onafhankelijkheid van de rechter in de Srebrenicazaken, gezien de duidelijke uitleg in het vonnis van de rechtbank Den Haag.’
Zegveld: ‘Ik heb achtereenvolgens vier verschillende redenen gekregen waarom Punt niet meer op de zaak zou zitten. Nog los van het feit dat het lijkt op zoeken naar een verklaring, was geen van deze verklaringen bevredigend. De wet schrijft voor dat een bewijsrechter zoveel mogelijk op de zaak blijft zitten. De rechtbank is er niet geslaagd uit te leggen dat dat in deze zaak niet mogelijk was.’
De Praktijk
Een vetpot is de praktijk van Zegveld niet. De helft van de zaken gaat op toevoegingsbasis, en het krijgen van een toevoeging is soms een hele toer. ‘De Raad voor de Rechtsbijstand oordeelt op basis van privé-belangen die zijn uit te drukken in geld. Wij moeten duidelijk maken waar het verschil zit met de gemiddelde praktijk. Zoals bij de jongen die had moeten toezien hoe zijn nichtje werd verkracht en vermoord. We hebben ons gevoegd in de strafzaak, dat leverde toen nog maximaal 1500 gulden op. Maar voor die jongen was de erkenning vele malen belangrijker dan het geld. De Raad voor de Rechtsbijstand is hier uiteindelijk in meegegaan.’
Dat de zaken zo arbeidsintensief zijn, heeft onder andere te maken met het feitenonderzoek naar oorlogssituaties. ‘Je hebt goeie rapporten van mensenrechtenorganisaties, maar die zijn niet altijd belangeloos en er zit geen controle op. De VN heeft goede rapporteurs en die kun je ook in een procedure oproepen. En ten slotte hebben we veel aan de onderzoeksjournalistiek.’
Zegveld is bezig met het oprichten van een stichting – vernoemd naar de in Srebrenica omgekomen familie van haar cliënt Nuhanovic. ‘Die stichting gaat fondsen werven, waarmee we slachtoffers toegang tot het recht kunnen verschaffen. Feiten verzamelen, zo nodig via de Wob of een exibitieprocedure.’
Confrère Robert Malewicz
vindt ‘dat Liesbeth Zegveld een hele interessante praktijk heeft. Het is een verhaal van David en Goliath, in haar eentje tegen zo’n grote overmacht. Knap dat ze die zaken en de pers zo naar zich toe weet te trekken.’
is benieuwd ‘of Liesbeth de enige is die dit soort zaken in Nederland doet.’
Zegveld: ‘Binnen mijn kantoor zijn we met zes mensen die zich concentreren op slachtoffers en internationaal publiekrecht in bredere zin. Verder zie je dat Van Diepen Van der Kroef zich op dit terrein begeeft. Dat juich ik toe, ik ben er niet op uit dat het aan mijn naam is gekoppeld. Ik heb ze bij Defensie wel eens horen zeggen: “Als Zegveld ermee stopt zijn we af van het gedonder”. Dat mag natuurlijk nooit gebeuren!’
Niet veel geld, langslepende zaken en weinig kans op klinkende overwinningen in de nabije toekomst. Nee, een sprookje is het niet. Maar Zegveld heeft geen spijt van haar beslissing om zich volledig op internationaal humanitair recht te richten. Het bracht haar ‘rust, helderheid, gedrevenheid, plezier en het gevoel verschil te kunnen maken.
(Trudeke Sillevis Smitt, redacteur)