De Commissie-Kortmann schiet tekort waar het gaat om de beroepsvaardigheden, vindt Asha van Rooijen. Zij pleit voor ontwikkeling van commerciële vaardigheden, duidelijker eindtermen en loskoppeling van taalvaardigheidstraining en kennisoverdracht.

Het rapport van de Commissie-Kortmann bevat goede aanbevelingen om verdieping van kennis te realiseren, maar vertoont lacunes ten aanzien van de ontwikkeling van beroepsvaardigheden. Dit is opmerkelijk, omdat onvoldoende beheersing van (beroeps)vaardigheden één van de belangrijkste oorzaken van uitstroom vormt.1
Zo gaat de commissie in haar advies voorbij aan de commercialisering van de advocatuur: advocaten worden geacht goede kennis te hebben van de business en behoeften van hun cliënten en actief op kansen in te spelen.
De commissie stelt voor om in de nieuwe stagiaire-opleiding het vak Schriftelijke Vaardigheden te koppelen aan vakinhoud. Dat is niet eenvoudig te realiseren en het is bovendien onwenselijk. De wijze waarop een advocaat schrijft, mag niet primair afhangen van het inhoudelijke rechtsgebied, maar moet gericht zijn op de verschillende doelgroepen die hij bedient. Bovendien zijn de hersenen niet ingesteld op gelijktijdige opname van kennis en ontwikkeling van vaardigheden. Van docenten kan ook niet worden verwacht dat zij specialist zijn in zowel het inhoudelijke rechtsgebied als in schriftelijke vaardigheden.
Verder zijn voor de ontwikkeling van vaardigheden in de huidige opleiding geen heldere leerdoelen en eindtermen beschreven. Het is voor stagiaires niet duidelijk in welke mate zij specifieke vaardigheden aan het einde van de stage moeten beheersen. Ook de commissie stelt te lage eisen aan relevante eindtermen. Zij eist ‘een ruim voldoende beheersing van de Nederlandse taal’, terwijl van een advocaat verwacht mag worden dat hij het Nederlands uitstekend beheerst. Andere eindtermen die de commissie beschrijft, zijn geen leerdoelen, maar activiteiten. Bij het onderwerp ‘de verhouding tot cliënt’ staat bijvoorbeeld: ‘intakegesprek, adviesgesprek, slechtsnieuwsgesprek e.d.’
Er worden ook geen begin- en eindtoetsen gedaan die het in- en uitstroomniveau van de stagiaire bepalen. Deze factoren geven de ontwikkeling van vaardigheden een te vrijblijvend karakter.

Bestaande hulpmiddelen onvoldoende
Om advocaten te ondersteunen in hun ontwikkeling van beroepsvaardigheden heeft de Orde in het verleden goede initiatieven ontwikkeld: het Competentieprofiel Advocatuur (2003)2 en het portfolio voor advocaatstagiaires (2004)3. Deze blijken in de praktijk echter nog onvoldoende effectief.
Het Competentieprofiel Advocatuur maakt geen onderscheid tussen de verschillende niveaus waarop advocaten actief zijn, terwijl dat niveau bepaalt in welke mate een advocaat specifieke competenties dient te beheersen. Pas als deze niveaus duidelijk zijn beschreven, is het profiel bruikbaar tijdens de opleiding en de verdere carrière. Het Competentieprofiel Advocatuur is bovendien te weinig specifiek: het kan gebruikt worden voor professionals in vrijwel alle verschillende dienstverlenende beroepsgroepen.
Het portfolio is bedoeld als hulpmiddel voor het patronaat in de begeleiding van de stagiaire. In de praktijk beantwoordt het echter niet voldoende aan zijn doel, omdat het bijhouden van het portfolio te vrijblijvend is en invulling omslachtig blijkt. Er zijn geen duidelijke leerdoelen beschreven en de evaluatieformulieren zijn te beperkt: zij gaan slechts uit van het huidige competentieprofiel. En de vragen op de voortgangsformulieren meten de ontwikkeling van de stagiaires niet voldoende.

Hoe dan wel?
Om de hiervoor gesignaleerde problemen te verhelpen, zijn de volgende aanpassingen gewenst.
Stagiaires werken in een leerlijn gedurende een periode van drie jaar in logische volgorde aan de ontwikkeling van vaardigheden en competenties. Er wordt aandacht besteed aan het instroomniveau en de ontwikkelfasen van de stagiaires. Er komen duidelijke eindtermen.
Het effect van praktijkvakken en de ontwikkeling van schriftelijke vaardigheden wordt vergroot door aandacht te besteden aan de rollen die de advocaat in de praktijk heeft (bijvoorbeeld adviseur, onderhandelaar, ondernemer).
Het Competentieprofiel Advocatuur wordt vertaald naar de verschillende rollen waarin en niveaus waarop advocaten opereren.
Praktijkleer wordt in samenspraak met het patronaat aangeboden. Het portfolio vormt – in herziene versie – een meetinstrument voor docenten van de stagiaire-opleiding en de patroon. Het patronaat speelt een belangrijke rol in de toetsing van praktijkvakken.
Het vak Schriftelijke Vaardigheden krijgt een prominente plaats in de stagiaire-opleiding en wordt losgekoppeld van vakinhoud. Er worden (taal)toetsen afgenomen om in- en uitstroomniveau te bepalen en inzicht te verkrijgen in de ontwikkeling van de stagiaire.
De stagiaire-opleiding omvat de ontwikkeling van marktgericht en commercieel werken.

Met deze aanpassingen biedt de stagiaire-opleiding aan startende advocaten niet alleen verdieping van kennis, maar ook de kans om een goede beroepsattitude en uitstekende vaardigheden te ontwikkelen.

Asha van Rooijen, oprichter QLS Legal Skills Academy
4
 
Noten
1. EIM/Meijer Human Strategy B.V., oktober 2006, De Stage: onderzoek naar de kwaliteit van de stage in de Advocatuur, p. 19.
2. Nederlandse Orde van Advocaten, Competentie-profiel Advocatuur (PDF), 2003. Vindplaats: http://www.advocatenorde.nl/orde/Opleiding/Competentieprofiel_Advocatuur.pdf.
3. Nederlandse Orde van Advocaten, Bouwen aan professionals (PDF), oktober 2004. Vindplaats: http://www.advocatenorde.nl/orde/Opleiding/Portfolio.pdf.
4. QLS is een opleidingsinstituut voor juristen en advocaten.

Advertentie