Zondagnacht, van 2 op 3 mei, arriveren we in Damascus. Een café om de hoek is open, waar bier wordt geschonken en het rookverbod niet serieus gehandhaafd. De volgende dag: oude, nauwe straatjes waar de apostel Paulus nog voetstappen heeft liggen en waar nu duizenden mensen dooreen krioelen. Er zijn moskeeën maar ook Grieks-katholieke en koptische kerken, allemaal in vol bedrijf. We zien boerka’s, we zien mannen in witte gewaden en met witte hoofddoeken, maar evenzovele vrouwen in korte rokken of spijkerbroeken, die tussen eeuwenoude Moorse paleisjes rondlopen.
Damascus is ook de stad waar de advocaat Mohannad Al-Hassani gevangen zit, sinds juli 2009. Hij wordt verdacht van opruiing en het in diskrediet brengen van Syriës goede naam, omdat hij aantekeningen maakte bij een zitting van een militaire rechtbank waar hij als toehoorder aanwezig was, en omdat hij de vader van twee vermoedelijk door de geheime dienst mishandelde mannen zou hebben aangespoord daarover klachten in te dienen. Hij is inmiddels ex-advocaat want de Orde van Advocaten heeft hem in november 2009 van het tableau geschrapt, omdat hij zonder toestemming van de Orde een bestuursfunctie aanvaardde bij een mensenrechtenorganisatie.
Joost Italianer, bestuurslid van Advocaten voor Advocaten, een lid van de Parijse Raad van Toezicht, een Egyptische advocaat en ik reisden begin mei naar Damascus, om een zitting in de strafzaak bij te wonen en gesprekken te hebben met de Orde van Advocaten. ‘Je zult wel gevolgd worden’, hoor ik van mensen met verstand van zaken over Syrië, ‘ je telefoon wordt afgeluisterd’. ‘ Ze zullen wel een kijkje nemen in je hotelkamer als je op stap bent.’
Vanachter tralies
De rechtbank zit in een groot gebouw van vier verdiepingen, met een centrale hal en gaanderijen, waarin honderden mensen een geweldige herrie veroorzaken. De president van de strafkamer die Al-Hassani berecht ontvangt onze delegatie, met onze tolken. Hij zit op een klein podium, geflankeerd door een televisietoestel waarop een voetbalwedstrijd te zien is en waardeert het zeer dat collega-juristen een kijkje komen nemen. We willen hem toch niet wijsmaken dat een advocaat in Nederland die een strafbaar feit pleegt vrijuit zou gaan?
De volgende dag is de zitting. Op een podium neemt onze gastheer plaats met twee bijzitters. De officier van justitie, die er het zwijgen toe zal doen, en een griffier flankeren hen. Een stuk of twintig advocaten verdringen zich voor de balie, meteen daarachter staan drie banken voor het publiek, en daar weer achter is een groot traliehek, afgeschermd door een rij agenten, waardoorheen we kunnen zien dat Al-Hassani wordt binnengebracht, geketend aan drie medegevangenen. Hij wordt ontdaan van zijn boeien, over de agenten heen legt de tolk uit wie wij zijn, en de zitting begint. Eén van de vele advocaten presenteert een document waaruit moet blijken dat de oude man die Al-Hassani tot het indienen van klachten zou hebben aangezet, inmiddels 31 jaar dood is. Al-Hassani debatteert zelf, de handen aan de tralies, over onze hoofden heen met de rechtbank over de wijze waarop hij zijn verdediging wil voeren. Dan wordt hij afgevoerd, opnieuw vastgeketend aan zijn lotgenoten. De zitting wordt verdaagd tot 27 mei.
De waarnemend president van de Syrische advocatenorganisatie ontvangt ons welwillend, maar als we eindelijk kunnen uitleggen dat een Orde van Advocaten die zich ervoor leent om de vrijheid van vereniging en vergadering onmogelijk te maken, geen knip voor de neus waard is, schiet een wat gehaaidere medebestuurder te hulp. Een jurist moet twee kanten horen, en mijn tegenwerping dat hij dan maar een brief van mij van twee maanden eerder had moeten beantwoorden waarin ik mijn zorg uitsprak, lost op in een kopje sterke ongezoete koffie dat net wordt binnengebracht. En jawel, wij zouden het toch ook niet toelaten dat een advocaat strafbare feiten pleegt? De voorzitter van de Orde van Damascus, doet er even later nog een schepje bovenop. Het gaat hier om een incident waaraan wij geen enkele negatieve gedachte mogen ontlenen over de kwaliteit van de Syrische rechtsstaat, en waarom richten wij ons niet op de wandaden van Israël in de Gazastrook? In een restaurant praten we na, de Parijzenaar, de Egyptenaar, de twee Hollanders en onze gastheren, een paar advocaten, een broer van Al-Hassani, de tolken. Niemand maakt zich de illusie dat de rechters, de overheid, de Orde, dankzij ons bezoek plotseling het licht zullen zien. Maar misschien helpt het om de druk op te voeren, vooral via internationale advocatenorganisaties, misschien maakt de belangstelling het wat lastiger om Al-Hassani te mishandelen of domweg de vijftien jaar gevangenisstraf te geven die deze gedreven advocaat boven het hoofd hangt.
Dan gaat de telefoon. Al-Hassani pakt de minuut waarin hij af en toe de publieke telefoon in de gevangenis mag gebruiken, om ons te laten weten dat hij er geen gat meer in zag, maar dat onze aanwezigheid in de rechtszaal hem een geweldige impuls heeft gegeven.
Germ Kemper, deken van de Amsterdamse Orde van Advocaten