Ook een verklaring die een verdachte in de eigen strafzaak ter zitting aflegt, kan vrij gemakkelijk tegen andere verdachten worden gebruikt.
Vanuit de gedachte dat verdachten er belang bij hebben elkaar de schuld te geven terwijl zij niet onder ede worden gehoord, heeft de wetgever art. 341 lid 3 Sv in het leven geroepen. Verklaringen van verdachten ‘kunnen alleen te zijnen aanzien gelden’. De Hoge Raad heeft door middel van vaste jurisprudentie een zeer beperkte uitleg aan art. 341 lid 3 Sv gegeven, die inhoudt ‘dat voormeld artikellid niet het oog heeft op een elders dan ter terechtzitting gedane opgave van een verdachte wiens zaak niet met die van een andere verdachte gevoegd op die terechtzitting is of wordt behandeld.’ Alleen als verdachten op dezelfde terechtzitting tezamen terechtstaan, is dus formeel sprake van een medeverdachte.
De beperking van de bruikbaarheid van verklaringen van medeverdachten is daarom enkel aan de orde als verdachten middels één dagvaarding terechtstaan of sprake is van voeging op de voet van art. 285 Sv. Uiteindelijk komt er dan voor meerdere verdachten één vonnis of arrest. Geen enkele verklaring van formele medeverdachten mag dan worden gebruikt, dus ook niet verklaringen die via processen-verbaal ter kennis van de rechter komen. De medeverdachte kan dan eveneens niet optreden als getuige in de zaak van een formele medeverdachte. Juist vanwege deze beperkingen van art. 341 lid 3 Sv worden zaken zelden tot nooit meer gevoegd behandeld.
Verklaringen van (niet-formele) medeverdachten afgelegd bij de politie bevinden zich doorgaans in het dossier van alle medeverdachten en daarvan kan de rechter kennisnemen op basis van art. 344 Sv. In zaken die wel gelijktijdig, maar niet gevoegd worden behandeld, geldt dat de verklaring door een medeverdachte afgelegd ter zitting niet een wettig bewijsmiddel is in een andere zaak. Zo’n verklaring kan echter wel worden opgenomen in een proces-verbaal, vervolgens worden gevoegd in het dossier van de medeverdachten en zo toch ten laste van hen tot het bewijs worden gebezigd. De Hoge Raad heeft in dat licht namelijk geoordeeld dat ‘geen rechtsregel er aan in de weg [staat] dat het Openbaar Ministerie ter terechtzitting een stuk ter kennis van de rechter brengt mits de verdediging in staat wordt gesteld van de inhoud van zodanig stuk tijdig kennis te nemen’.
Twee recente arresten
Twee voorbeelden maken duidelijk hoe verklaringen, afgelegd ter zitting in de eigen strafzaak, toch vrij gemakkelijk tegen andere verdachten gebruikt kunnen worden. Uit de conclusie van de advocaat-generaal voor een zaak van 16 februari 2010 valt op maken dat twee medeverdachten ter zitting bij het hof zijn verhoord en beiden hadden verklaard dat zij bleven bij hun verklaringen afgelegd als verdachten in hun eigen strafzaak. Die verklaringen waren kennelijk al eerder aan de verdediging ter hand gesteld. Machielse wijst erop dat de verdediging dus tijdig over die stukken heeft kunnen beschikken, de medeverdachten als getuige heeft kunnen ondervragen en over de betrouwbaarheid van die verklaringen naar voren heeft kunnen brengen wat zij wilde. Derhalve konden die eerdere verklaringen door het hof tot het bewijs worden gebezigd in de zaak van hun medeverdachte. De Hoge Raad verwerpt het cassatieberoep en keurt de handelwijze van het hof zonder nadere motivering goed. In een zaak van 6 april 2010 had de A-G bij het hof verzocht om de griffier terstond proces-verbaal van een zitting te laten opmaken, zodat dit gevoegd kon worden in het dossier van een eveneens terechtstaande medeverdachte. Een en ander gebeurde nog dezelfde dag(!), waarna de medeverdachte als getuige zijn verklaring deels ontkende en zich verder op zijn zwijgrecht beriep. Het hof bezigde niettemin de eerder die dag afgelegde verklaring tot het bewijs in de zaak van de medeverdachte. Ook dit is volgens de Hoge Raad niet in strijd met art. 341 lid 3 Sv, noch met enig beginsel van een behoorlijke procesorde.
Beducht
Advocaten dienen derhalve beducht te zijn voor het gevaar dat op zitting afgelegde, belastende verklaringen van medeverdachten in hun eigen strafzaak toch voor het bewijs gebruikt kunnen worden, ook in zaken die gelijktijdig (maar niet gevoegd) worden behandeld. In dat laatste geval kan immers de zaak worden aangehouden om het proces-verbaal van de zitting tegen de medeverdachte op te maken en het stuk vervolgens aan het dossier van de andere verdachte toe te voegen. Niet vereist lijkt te zijn dat de medeverdachte dan ook nog als getuige gehoord moet worden, al gebeurt dat veelal wel. Voldoende is volgens de Hoge Raad dat de verklaring tijdig in het geding wordt gebracht.
(J.S. Nan, advocaat te Dordrecht)