Recent heeft Janneke van der Linden in Tilburg een proefschrift verdedigd met de titel De civiele zitting centraal: informeren, afstemmen en schikken. Ik mocht daar een blik in werpen. De civiele zitting uit de titel verwijst vooral naar de comparitie van partijen. Het onderzoek richt zich enerzijds op de doelmatigheid van de comparitie vanuit het wettelijke perspectief (inlichtingen verkrijgen, schikken, voorbereiding van het vervolg van de procedure). Anderzijds wordt nagegaan of de partijen de zitting beleven conform hun verwachtingen.
Dit riep bij mij een ervaring in herinnering die ik wel mag aanduiden als een leerzame laboratoriumproef voor de comparitie. Het geschiedde tijdens zo’n geanimeerde open rechtbankdag. Daar werd volgens het Cinerama-principe van de doorlopende voorstelling met steeds dezelfde casus een comparitie nagespeeld, in een steeds wisselende rolbezetting. De casus was als volgt.
Een bruidegom in spe wordt door zijn vrienden tijdens een bachelorparty meegetroond naar een bungeejumpbedrijf. Als hij bovenop de toren het elastiek om zijn enkels gebonden krijgt, gaapt de diepte hem tegemoet en in die diepte een grote bak met water. Normaliter is het elastiek zo afgesteld dat de rek er al uit is voordat de springer het water beroert. Op bijzonder verzoek kan de afstelling echter zó gewijzigd worden dat de springer juist wel kopje onder gaat: ‘the big dip’.
De vrienden hebben voor de onfortuinlijke, onwetende en op dat moment nog slechts verhoopte bruidegom de big dip ingekocht; het onvrijwillig feestvarken komt heelhuids maar doornat boven water. Hij heeft echter zijn vrienden niet verteld dat hij zijn oren een aantal weken droog moet houden vanwege een uit gêne verzwegen ooroperatie. Hij moet onmiddellijk terug naar het ziekenhuis, er volgt een nieuwe operatie, blijvende schade aan het gehoor, het huwelijk moet worden uitgesteld, etc. Hij stelt het bungeejumpcentrum aansprakelijk.
De eerste comparitierechter opent de zitting met de minzame vraag: ‘Ach meneer Bruidegom [naam gefingeerd, JL], dat was een ongelukkige gang van zaken; is het uiteindelijk allemaal nog goed gekomen? Vertelt u eens.’
De tweede opent kritisch en nog net niet (?) vooringenomen met: ‘Meneer Bruidegom, u stond daar, u zag dat water, u wist van uw oren en ook dat uw vrienden dat niet wisten. U sprong toch. Kunt u dat eens toelichten?’
U begrijpt hoe verschillend vervolgens de comparities ondanks hetzelfde dossier verliepen…
In de schaakpartij van de comparitie heeft de comparitierechter altijd wit. Hij bepaalt met zijn opening het karakter van het vervolg. De moraal is dat je als advocaat – vanachter de zwarte stukken – vanaf de allereerste zet bij de les, vrijmoedig en soms zelfs brutaal moet zijn om noodlottig tempoverlies te voorkomen.
(Jan Loorbach)