Van een bevriend advocaat hoorde ik eens de volgende anekdote. Hij was de raadsman van een meisjeshuis in Leiden. De eigenaar van het studentenhuis die aan de dames kamers verhuurde lag in scheiding en was door zijn vrouw het huis uitgezet. Hij bedacht dat in zijn meisjeshuis een kamer beschikbaar was, namelijk de gezamenlijke huiskamer, waar hij prompt om middernacht met een grote koffer arriveerde om deze als zijn nieuwe adres in gebruik te nemen. ’s Ochtends stond de huisjesmelker met een handdoekje te wachten voor de gezamenlijke douche.
In een kort geding voor de Haagse rechtbank eisten de studentes dat hij onmiddellijk vertrok.
En nu komt het. Nog voordat de advocaten aan hun pleidooien waren toegekomen richtte de rechter zicht tot de verhuurder en tevens ongewenst huisgenoot, en vroeg met ingehouden boosheid of het klopte dat hij in het meisjeshuis zijn intrek had genomen. De man beaamde dat. Het was immers zijn huis, voegde hij er aan toe.
‘Bent u helemaal gek geworden’, brieste de magistraat. ‘U dient daar onmiddellijk te vertrekken.’
Ik moest aan deze zaak denken toen ik las over de eerste rechtsbioloog van Nederland, mr. dr. Hendrik Gommer van de Tilburgse Universiteit. NRC Handelsblad wijdde zaterdag jl. een uitgebreid artikel aan hem. Een rechtsbioloog doet onderzoek naar de biologische en genetische oorsprong van het rechtsgevoel. Zoals in apenkolonies en bijenvolken profiteurs of dwarsliggers worden afgestraft, geslagen en geïsoleerd, zo is ook ons rechtsgevoel op vergelijkbare wijze instinctief.
Gommer geeft onder meer cursussen aan rechters over ‘de moraalbiologie als rechtsbron’. Centraal staan daarbij de vragen of en wanneer de rechter zijn verontwaardiging laat meespelen, waar dat vandaan komt en hoe de rechter dat beredeneert in zijn uitspraak.
De meeste advocaten bedrijven onbewust rechtsbiologie in hun procespraktijk. Sommigen van ons noemen zichzelf ‘buikjurist’, om – niet zonder enige eigenwaan – hun instinctieve werkwijze te benadrukken. Maar reeds de vraag ‘wie is de rechter?’ wordt ingegeven door rechtsbiologische overwegingen. Van sommige rechters denken we immers het rechtsgevoel te kunnen peilen. En dat is maar goed ook.
De advocaat van het meisjeshuis verklaarde achteraf lachend waar de verontwaardiging van de rechter die zo resoluut korte metten had gemaakt met de wederpartij, volgens hem vandaan kwam: ‘de rechter was zelf vader van twee studerende dochters’.
(Matthijs Kaaks)