Minister van Justitie Hirsch Ballin wil in de Advocatenwet ‘kernwaarden’ als onafhankelijkheid en partijdigheid codificeren, en hij streeft naar staatstoezicht op het functioneren van de Orde van Advocaten. Hoe? Besluiten van het College van Afgevaardigden, het ‘parlement’ van de Orde, moeten vóóraf ter goedkeuring aan de minister worden voorgelegd en worden getoetst aan het ‘algemeen belang’. Met een ijzeren bezem tracht de minister een zuivere orde te bewerkstelligen. In de Memorie van Toelichting wordt het voorstel als volgt beredeneerd: zelfregulering is de oorzaak van de kwetsbaarheid van een beroepsgroep, het is niet meer van deze tijd en de moderne samenleving accepteert het niet meer vanwege toegenomen mondigheid en kritische houding van de burger, de minister is als (rechts)stelselverantwoordelijke medeverantwoordelijk voor het bewaken van het vertrouwen in de rechtsstaat. Staatstoezicht op de advocatuur is daarom van belang met het oog op de legitimatie van het rechtsstelsel als zodanig. Volgt u? De Memorie van Toelichting blinkt uit in een adembenemende onverschilligheid en simplistische, honende minachting voor de rechtsstaatgedachte. De onafhankelijkheid van de advocatuur kan niet als een schoolbord worden schoongeveegd vanwege ondoordachte populistische dogma’s. Immanuel Kant en John Rawls draaien zich schaterlachend om in hun graf omdat iedere bachelorstudent rechtsfilosofie de minister kan uitleggen dat de morele ‘kernwaarden’ zelfopgelegde normen zijn die vergaande verplichtingen omvatten die nooit volledig waargemaakt kunnen worden. Het is dan ook onzinnig om deze normen in de Advocatenwet formele rechtskracht te geven. Het werkt niet alleen verstarrend, het is bovendien een rem op ontwikkelingen die in de toekomst als morele vooruitgang aangemerkt kunnen worden.
Afgezien van rechtsfilosofische bezwaren is het wetsvoorstel in strijd met internationaal vastgestelde minimumeisen aan de rechtsstaat. Een van de belangrijkste pijlers is een zuiver onafhankelijke advocatuur die de eigen organisatie, administratie en integriteit regelt. Deze onafhankelijkheid wordt benadrukt door de Code of Conduct for European Lawyers en diverse mensenrechtenverdragen. Het VN-congres inzake de Prevention of Crime and the Treatment of Offenders (1990) voegt daaraan toe dat ‘Bar Associations shall not, consequently, be used “to indulge in partisan politics” whereby they would comprise the independence of the legal profession’.
In verreweg de meeste andere rechtsstaten is het voorstel van Hirsch Ballin ondenkbaar. Exemplarisch is de Canadese Hoge Raad die vaststelt dat onafhankelijkheid van de Orde van de Staat ‘in all its pervasive manifestations is one of the hallmarks of a free society’. Het logisch gevolg is dat de advocatuur ‘so far as by human ingenuity it can be so designed, be free from State interference’. De staat is slechts faciliterend. Met dit wetsvoorstel staat de onafhankelijke advocatuur in het zicht van de galg. Veroordeeld door Hirsch Ballin, de folteraar van de rechtsstaat.
Harry Veenendaal