Wanneer men zich eigenlijk advocaat mag noemen, en voor welke werkzaamheden, daar gaan nogal wat uit de heup geschoten opvattingen over rond. Ik zou wat nauwkeuriger willen richten.
Een aanbeveling in het rapport-Van Wijmen (april 2006) luidt: ‘Wanneer een advocaat duurzaam en stelselmatig geen werkzaamheden “in the shadow of the law” meer verricht, oefent hij het beroep van advocaat feitelijk niet meer uit.’ Een advocaat is dus een advocaat zolang hij zijn werkzaamheden nog wél in de schaduw van het recht uitoefent. Rare uitdrukking eigenlijk; is er iets mis met daglicht in de praktijk? Laten we liever spreken van ‘in de nabijheid van het recht’. In het ontwerp van de nieuwe Advocatenwet staat: ‘De raad van toezicht kan de raad van discipline verzoeken te beslissen dat de advocaat die niet duurzaam en stelselmatig het beroep van advocaat uitoefent, van het tableau wordt geschrapt.’
Ik spreek mij uit over de volgende drie veelgehoorde stellingen:
– je oefent het beroep van advocaat alleen duurzaam en stelselmatig uit als je met enige regelmaat procedeert;
– advocaten verrichten regelmatig werkzaamheden buiten hun hoedanigheid van advocaat: curator, mediator, arbiter – zij zijn wél advocaat, maar dan even niet;
– ingeschreven advocaten doen soms zo weinig advocatenwerk dat ze niet meer ingeschreven zouden moeten zijn.
Dat je moet procederen, ten minste een beetje, om advocaat te zijn is een stelling zonder fundament. Waarom het gaat is de vertrouwelijke en partijdige relatie met de cliënt, de opdracht om zijn belang – en alleen het zijne – te bevorderen met inzet van volwaardige professionele bekwaamheden en de zekerheid voor de cliënt dat zijn opdrachtnemer is gebonden aan wettelijke regels en gedragsregels die adequate dienstverlening waarborgen, alsook toezicht daarop. Procederen is daarbij geen must. Gelukkig niet: de kwaliteit van het brede dienstenaanbod van de advocatuur wordt juist bevorderd door vergaande specialisatie, en die kan zeker uit een gespecialiseerde adviespraktijk bestaan.
Een advocaat verleent zijn diensten niet altijd in die hoedanigheid. Dat geldt bijvoorbeeld als hij optreedt als arbiter, curator, mediator, deken, stukjesschrijver. (Tuchtrechtelijk kan hij dan overigens nog steeds, zij het indirect, getoetst worden, maar bijvoorbeeld het verschoningsrecht zal hem in die andere hoedanigheden niet toekomen). Dergelijke ‘uitstapjes’ kosten hem natuurlijk niet zijn inschrijving.
De advocaten die zich niet meer in de nabijheid van het recht bevinden omdat zij feitelijk de praktijk hebben gestaakt vormen eigenlijk de minst interessante categorie: als je je hoedanigheid van advocaat in het geheel niet meer gebruikt, misbruik je die met zekerheid ook niet. Dat is alleen anders wanneer iemand zijn advocatenstatus misbruikt om andere activiteiten van (vals) cachet te voorzien. Het is wel nuttig dat het tableau van tijd tot tijd geschoond wordt van deze ‘faded away’-advocaten, maar een gewichtig maatschappelijk belang steekt hier dunkt mij niet zo vaak achter.
Jan Loorbach
[email protected]