‘Mensen kunnen wanhopig worden omdat ze denken: wat ik ook doe, ik loop toch wel tegen dat stempel aan. Hoe slechter je vooruitzichten zijn, hoe meer je je daarnaar gaat gedragen.’ Dat zegt Job Joris Arnold, activist voor rechten van ex-gedetineerden, over de pilot waarbij gemeenten informatie van Justitie kregen over de aanstaande terugkeer van ex-gedetineerden.

De pilot ‘Bestuurlijke informatievoorziening aan gemeenten inzake ex-gedetineerden’ (BIVGEG), gestart in september 2009, was succesvol, schreef demissionair minister Hirsch Ballin vorige maand aan de Kamer. De informatie betreft zeden- en geweldsdelinquenten die minstens een straf van een jaar hebben uitgezeten. Door burgemeester en politie van tevoren te informeren kunnen zij passende maatregelen nemen om maatschappelijke onrust, zoals onlangs bij de terugkeer van Sytze van der V. in Eindhoven, te voorkómen.
De 17 gemeenten (waaronder Eindhoven) die deelnamen aan de pilot ontvingen van de Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI) informatie over in totaal zestig mensen die terugkeerden uit reguliere detentie. Het betrof informatie over de aard van het delict, het slachtoffer, en het terugkeeradres. ‘In beginsel is het goed dat burgemeesters geïnformeerd worden over de terugkeer van zedendelinquenten die een heftig misdrijf hebben begaan, zeker als ze zich in de nabijheid van hun slachtoffers willen vestigen’, zegt advocaat Richard Korver van het Landelijk Advocaten Netwerk Zeden Slachtoffers (Lanzs). ‘Soms is het zelfs nodig, bijvoorbeeld als de rechter voorwaarden heeft opgelegd. Als dat bij niemand bekend is, kan er ook niet gehandhaafd worden.’

Spastisch
Hoe er met de gegevens wordt omgegaan, wie er toegang toe heeft, en hoe lang de informatie wordt bewaard, verschilt per gemeente. Niet altijd wordt correcte informatie doorgegeven: zo bleek in 38% van de gevallen het terugkeeradres niet te kloppen. Ook zijn de gegevens gescheiden van andere informatiestromen, bijvoorbeeld die in het kader van nazorg.
Dat is jammer, vindt algemeen directeur Sjef van Gennip van Reclassering Nederland. ‘Daardoor blijft het een beetje een tandeloze tijger. Ik denk dat je van tevoren met alle betrokken partijen in kaart moet brengen wat de risico’s zijn. Dat kan de wijkagent zijn, de woningcorporatie, of de reclassering. Als je zorgt dat iemand op de dag dat hij vrijkomt ook ergens kan wonen, of dat de wijkagent een oogje in het zeil houdt, kan de burgemeester ook zeggen: ik weet dat iemand vrijkomt, en ik heb er dit en dit aan gedaan.’
Ook advocaat Korver is voorstander van maatwerk. ‘Ik denk dat je selectief moet zijn in het verstrekken van informatie, niet iedere ex-zedendelinquent is ook echt gevaarlijk. Daar wordt vaak nogal spastisch over gedaan. Het zou beter zijn als de gemeente zich zou verstaan met de dader en daarin de wensen van het slachtoffer zou meenemen. Maatschappelijke onrust ontstaat als mensen via slachtoffers horen dat er een zedendelinquent aankomt. Dus hoe eerder je het slachtoffer erbij betrekt, hoe beter. En niet alle slachtoffers hebben behoefte aan maatregelen. Vaak zeggen ze: hij is gestraft, in therapie geweest. Het is klaar. Maar het zou ook vooral moeten gaan om maatschappelijke veiligheid, niet zozeer om maatschappelijke onrust te voorkomen.’

Stempel
Gemeenten geven aan geen signalen te hebben ontvangen dat de informatiestroom zou kunnen leiden tot stigmatisering, zij het dat ex-gedetineerden niet van de pilot op de hoogte waren. In geen van de deelnemende gemeenten was maatschappelijke onrust ontstaan, of was er media-aandacht voor een ex-gedetineerde. Maar het gevaar van een heksenjacht is nooit ver weg, denkt Job Joris Arnold van het Belangenoverleg niet-justitiegebonden organisaties (BONJO), de koepelorganisatie voor de rechten van ex-gedetineerden. ‘In de praktijk gaan dit soort informatiestromen een eigen leven leiden. Mensen worden geacht professionele distantie te houden, maar zeker in kleine gemeenschappen, gaat dat vaak mis.’ Arnold zou daarom graag zien dat de bewaartermijn beperkt wordt tot een jaar. ‘Hoe langer het blijft liggen, hoe groter de kans dat het gaat rondzingen.’
Arnold vraagt zich bovendien af welk effect de informatievoorziening zal hebben op de recidive. ‘Als mensen bij terugkeer in de maatschappij zo worden ontvangen, zullen ze zich misschien toch anders opstellen. Mensen kunnen wanhopig worden omdat ze denken: wat ik ook doe, ik loop toch wel tegen dat stempel aan. Hoe slechter je vooruitzichten zijn, hoe meer je je daarnaar gaat gedragen.’

De minister wil de pilot het komende jaar uitbreiden naar circa 50 gemeenten. In de vervolgpilot zal ook informatie verstrekt worden over jongeren die een PIJ-maatregel hebben ondergaan en plegers van ernstige zeden- en geweldsdelicten. Over het verstrekken van informatie over verloven van tbs-ers is de minister nog in gesprek met GGZ Nederland. Inmiddels wordt aan ex-gedetineerden die onder de regeling vallen wel een folder verstrekt.

Conferentie
Op 15 september 2010 organiseert het ministerie van Justitie de Bestuurlijke Conferentie over bestuurlijke informatievoorziening inzake terugkerende ernstige gewelds- en zedendelinquenten, naar aanleiding van de evaluatie van de pilot BIVGEG. De minister wil op de conferentie van gedachten wisselen met burgemeesters. Ook zijn vertegenwoordigers van OM, KLPD en Reclassering uitgenodigd.

(Tatiana Scheltema, journalist)

Advertentie