‘Er is in de politiek ten onrechte een roep om de aandeelhouder terug in zijn hok te duwen’

Ex-advocaat Jan Maarten Slagter, hoofdspreker van het Ordejaarcongres (24 september), aan het woord over de positie van aandeelhouders en het thema van het congres, de ‘claimcultuur’. ‘Die term wekt de indruk dat men misbruik maakt van zijn rechten, terwijl er tussen aanbieder en belegger nog geen begin is van gelijke verhoudingen.’

Bijna drie jaar geleden trad Jan Maarten Slagter aan als directeur van de Vereniging van Effectenbezitters. ‘Een heer op de barricades’, zo werd hij in NRC Handelsblad genoemd. Herkent Slagter zich daarin? Dat hij een heer is, dat wil hij zelf natuurlijk niet bevestigen – zoals dat een heer betaamt. Maar dat van die barricades wil hij wel beamen. ‘De afgelopen tien jaar, sinds World Online, zijn er zoveel voorbeelden geweest van ondeugdelijke financiële producten, onvoldoende communicatie met beleggers en wanbeleid. Denk aan de woekerpolissen, de olievoorraden van Shell, Ahold. En de positie van de particuliere belegger in Nederland is zó zwak ten opzichte van de beursfondsen en de financiële instellingen. Het geeft veel bevrediging om als een Robin Hood van de particuliere belegger op pad te gaan.’
Dat neemt niet weg dat de rol van Robin Hood wennen was, na vier jaar advocatuur bij Loeff Claeys Verbeke en negen jaar journalistiek. ‘Toen ik in 2007 begon bij de VEB kwam ik net terug uit Engeland, waar ik werkte als correspondent voor het Financieele Dagblad. Van in je eentje op een kamer naar werken met dertig mensen, in een onbekende organisatie. Het kostte natuurlijk wat tijd om het speelveld te leren kennen.’ Dat zijn voorganger Peter Paul de Vries een totaal andere stijl had, heeft hem niet gehinderd. ‘Iedereen heeft me de kans gegeven het op mijn eigen manier te doen. Zeker de laatste tijd heb ik echt het gevoel ik dat dit mijn baan is. Ik forceer niet, ik hoef geen extra grote broek aan te trekken. Ik heb mijn eigen stijl gevonden.’
Bij die stijl past dat hij in conflicten altijd open blijft staan voor een gesprek. ‘Je moet je niet in loopgraven verschansen. Als advocaat beloof je je best te doen om te schikken, en ik vind ook nu dat het in het belang van de belegger kan zijn om dat te doen. Als het gaat om financiële belangen maken we daarin een zakelijke afweging. Bovendien kun je in Nederland geen collectieve schadevergoedingsprocedure beginnen. Je kunt alleen een verklaring voor recht vragen dat onrechtmatig is gehandeld. Daarnaast biedt de Wet collectieve afwikkeling massaschade alleen de mogelijkheid dat een overeenkomst met belangenbehartigers van gedupeerden algemeen verbindend wordt verklaard. Dat maakt het treffen van een schikking vaak praktischer.’

Klok tien jaar terug
Maar er zijn natuurlijk ook principiële zaken waarin de VEB niet wil schikken, zoals de zaak tegen ASMI, een toeleverancier van de halfgeleiderindustrie. Daarin heeft de vereniging vorige maand een gevoelige dreun gekregen van de Hoge Raad. Aandeelhouders van ASMI waren al lange tijd ontevreden over het beleid van de raad van bestuur. Uiteindelijk leidde dit tot het opwerpen van een beschermingswal toen kritische aandeelhouders het ontslag van de raad van commissarissen en de CEO wilden agenderen. De activistische aandeelhouders stapten uiteindelijk naar de Ondernemingskamer. De VEB, die zich niet inhoudelijk in het conflict had gemengd, steunde het verzoek om een enquête vanwege de wat haar betreft ongerechtvaardigde inperking van de aandeelhoudersrechten. De Ondernemingskamer beval een enquête. Volgens de Hoge Raad ten onrechte. Slagter is onder meer teleurgesteld over wat de Hoge Raad zegt over de rol van de raad van commissarissen. ‘Volgens de Hoge Raad is de raad van commissarissen niet verplicht zich te mengen in een serieus conflict tussen bestuur en (groot)aandeelhouders. Dat betekent dat de trend richting een actievere raad van commissarissen wordt gekeerd. Er is een brede consensus, ook internationaal, dat de toezichthouders zich nadrukkelijker moeten laten gelden in het belang van betere checks-and-balances binnen de onderneming. De Code Frijns, het vervolg op “Tabaksblat”, bevestigde die ontwikkeling. De Hoge Raad zet de klok nu tien jaar terug. Overigens is het natuurlijk ook zeer onbevredigend dat de Hoge Raad de beschermingsconstructie buiten schot laat.’
De ASMI-uitspraak past in een bredere trend, signaleert Slagter. ‘Er is een roep in de politiek en het maatschappelijk leven om de aandeelhouder terug in zijn hok te duwen, de ondernemer moet ondernemen zonder al te veel pottenkijkers. Dit blijkt onder meer uit het wetsvoorstel dat het agenderingsrecht van aandeelhouders beperkt en het wetsvoorstel om de toegang tot het enquêterecht te beperken – met de implicatie dat er misbruik van deze rechten wordt gemaakt. Dit wordt echter niet onderbouwd en dat kan ook niet: de door ons gevraagde enquêtes worden vrijwel altijd toegewezen. Aandeelhouders brengen zelden punten aan voor de ava-agenda. Meer dan 99% van alle voorstellen van het bestuur wordt door de aandeelhoudersvergadering aangenomen.’ Een belangrijke aanleiding voor de ‘ongelukkige beweging’ om aandeelhoudersbemoeienis terug te dringen is volgens Slagter de gang van zaken rond de overname van ABN AMRO. Maar uit die zaak worden vaak de verkeerde conclusies getrokken, vindt hij. ‘Een aandeelhouder met 1% van de aandelen schrijft het bestuur een brief dat de bank moet kijken naar de mogelijkheid van opsplitsing. Dat was zonder gevolgen gebleven als de stille meerderheid van de ABN AMRO-aandeelhouders het vertrouwen in het bestuur niet al eerder was verloren en als ABN AMRO al niet zelf het besluit had genomen om zich in de etalage te zetten. Vervolgens trekt het ABN AMRO-bestuur de trukendoos open door haar Amerikaanse dochter in een weekend te verkopen – met 21 miljard dollar de grootste bedrijfsverkoop uit de Nederlandse geschiedenis en een belangrijke strategiebreuk. Dat aandeelhouders daar met het bestuur over hadden willen praten, is niet meer dan normaal. Dat het bestuur van ABN AMRO de controle over het eigen lot kwijt is geraakt, is aandeelhouders niet te verwijten – commissarissen wel. Deze zaak, die natuurlijk in allerlei opzichten volkomen uniek was, is echt geen argument om aandeelhoudersrechten te beperken.’

Klein Duimpje
Slagter pleit juist voor versterking van de positie van de aandeelhouder. En dan niet alleen omdat Klein Duimpje steun in de rug verdient bij de ontmoeting met de reus. ‘Het gaat ook om de checks-and-balances. In het verleden is het vaak fout gegaan omdat het bestuur te weinig tegenwicht kreeg – van commissarissen en aandeelhouders. Dit is ongetwijfeld één van de achterliggende oorzaken van de kredietcrisis. En wat ik helemaal mis in de discussie is de aantrekkingskracht van Nederland op de internationale kapitaalmarkt. Tachtig procent van de aandelen worden gehouden door buitenlandse partijen. Als we die willen behouden, zullen we wel een internationaal geaccepteerde corporate governance moeten voeren.’
Wat Slagter betreft zijn de Angelsaksische vennootschapsrechtelijke verhoudingen dan ook te prefereren boven de Nederlandse. ‘In Nederland moet het bestuur alle belangen van alle stakeholders behartigen, dan behartig je er uiteindelijk niet één. In het Angelsaksische model is sprake van een heldere maatstaf: het bestuur dient primair het belang van de aandeelhouder. Dat is uiteindelijk ook de beste manier om succes af te meten: het is alleen mogelijk aandeelhouderswaarde te creëren als je eerst je klanten, medewerkers en leveranciers optimaal hebt tevredengesteld.’
Werkt dat niet kortetermijndenken in de hand? ‘Nee, dat is een verkeerd begrip van aandeelhouderswaarde. Die waarde wordt bepaald door alle toekomstige kasstromen en dat vereist dus per definitie aan langetermijnblik. Maar waar het de laatste jaren fout is gegaan is dat het bestuur zich te veel heeft laten leiden door de beurskoers. Als je daaraan iedere dag je strategie aanpast, ga je zwalken. En de bonussen op kortetermijnresultaten hebben daarbij geholpen. Daar zijn ook aandeelhouders niet kritisch genoeg op geweest.’

Te veel slechte advocaten
Slagter is hoofdspreker op de Ordejaarvergadering, waarvan het thema luidt ‘Claimcultuur. Calculerende burgers en advocaten.’ Erg gecharmeerd is hij niet van die terminologie. ‘Het wekt de indruk dat men is doorgeschoten, dat men misbruik maakt van zijn rechten. Terwijl de disbalans tussen aanbieder en belegger zo groot is, er is nog geen begin van gelijke verhoudingen. Het minst wat je zou kunnen doen is beleggers toestaan die belangen in een rechtszaak te bundelen. Beleggers nemen een gecalculeerd risico, ja, maar dat betekent niet dat ze geen gerechtvaardigde claim kunnen hebben als de spelregels niet worden nageleefd. Juist bij het nemen van marktrisico’s, moet je als belegger volledig kunnen vertrouwen op de paar heldere kaders: correcte informatie, en een gelijk speelveld.’
Maar dat is toch iets anders dan een onderneming op wanbeleid aanspreken? Gaat de aandeelhouder daarbij niet snel te veel op de stoel van de bestuurder zitten? ‘Ja, maar daarom ligt de lat bij dat soort zaken hoog. Er komt alleen een onderzoek naar wanbeleid als de Ondernemingskamer vindt dat er gegronde redenen zijn om aan het beleid te twijfelen. Dat is een zware toets.’
Class actions dus, naar Amerikaans model? ‘We hoeven het Amerikaanse systeem niet te kopiëren, waar je in massaschadezaken vrijwel zonder achterban een zaak kunt beginnen. Daar geldt: als je maar de eerste bent, dan ben je lead plaintiff en kan het prijsschieten beginnen. Maar we moeten het wel wettelijk mogelijk maken voor kleine zwakkere partijen hun krachten te bundelen. Denk aan klanten van een farmaceut en aan kleine beleggers. Overigens: als je als VEB of andere organisatie de belangen van gedupeerden bundelt, ben je zelf weer aanbieder van financiële dienstverlening. Dan moet je net zo transparant zijn over kosten en kansen. Gedupeerden moeten zich goed laten informeren over het verdienmodel van de “claimstichting” en over het trackrecord van de betrokken lieden. De claimcode die advocaat Jurjen Lemstra aan het ontwikkelen is, is wat mij betreft een goed initiatief. En ik ben het ook met hem eens dat het goed zou zijn als je voor deelname aan een massaschadezaak een toevoeging zou kunnen krijgen.’
En zou dan ook no cure no pay voor advocaten mogelijk moeten worden? ‘Ik vind de discussie daarover een beetje kunstmatig, omdat je vrij makkelijk bedrijfsmodellen kunt construeren waarbij je het net buiten de advocatuur brengt. Ik geloof niet dat je dan veel mist aan het kwaliteitskeurmerk “goedgekeurd door de Nederlandse Orde van Advocaten”, daarvoor zie ik ook te veel slechte advocaten’.

(Trudeke Sillevis Smitt, redacteur)

Advertentie