Begin juni werd Joran van der Sloot aangehouden op verdenking van betrokkenheid bij de dood van een 21-jarige Peruaanse vrouw. Sinds die tijd verblijft hij in voorlopige hechtenis in een gevangenis in Peru. Met deze zaak kreeg de situatie van in Peru gedetineerde Nederlanders plotseling veel aandacht, met name ingegeven door speculaties over wat Van der Sloot na een mogelijke veroordeling zou staan te wachten. Toch was zijn aanhouding niet de reden om met Peru te gaan onderhandelen over een ‘Verdrag inzake de Overbrenging van Gevonniste Personen’ (hierna het WOTS-verdrag).
Behalve Van der Sloot zitten nog ongeveer 117 Nederlanders vast in Peru. Dit relatief groot aantal was voor het Nederlandse ministerie van Justitie aanleiding om te onderzoeken of met Peru een bilateraal WOTS-verdrag gesloten zou kunnen worden. De onderhandelingen daarover zijn gestart in 2008, er is inmiddels een delegatie van het ministerie van Justitie naar Peru afgereisd om daar besprekingen te voeren. Een dergelijk bilateraal verdrag maakt het mogelijk voor in het buitenland gedetineerde Nederlanders om hun straf in Nederland uit te zitten (en vice versa; Peruanen zouden hun in Nederland opgelegde straf in Peru kunnen uitzitten).
Ook al is er bij beide landen bereidheid om een verdrag te sluiten, de ervaring (met Thailand en Brazilië) leert dat met name de wijze waarop de straf in Nederland ten uitvoer gelegd zal worden nog de nodige aandacht zal vragen in de besprekingen. In het belang van een goed verloop van de verdere besprekingen geeft het ministerie van Justitie geen nadere informatie over knelpunten of tijdpad.
Of de aandacht voor de zaak-Van der Sloot het onderhandelingsproces zal versnellen of juist zal vertragen valt dus nog te bezien. Voor de in Peru gedetineerde Nederlanders valt slechts te hopen dat er snel tot overeenstemming wordt gekomen.
(Robert Malewicz, redactielid)