Een land van kaas en klompen, nat en koud. Meer wist de Italiaanse Patrizia Marcucci niet van Nederland. Tot de liefde haar twintig jaar geleden naar Breda voerde. Ze werd Nederlands advocaat in Tilburg. ‘Ik voelde mij hier meteen thuis.’

Voordat ze met Nederland kennismaakte, was Patrizia Marcucci bedrijfsjurist in Milaan. Ooit had ze gedurende de advocatenstage geproefd aan de Italiaanse advocatuur, maar dat was niet wat ze zich ervan had voorgesteld. ‘Ik vond het werk als advocaat leuk, maar het systeem waarbinnen de advocaten opereerden, beviel mij niet. In het arrondissement Milaan werken nu ongeveer 20.000 advocaten, van wie meer dan driekwart in kleine kantoren. De concurrentie is enorm, iedereen zwemt in dezelfde vijver en verstikt elkaar… Niet echt bevorderlijk voor de sfeer. Daarnaast heerste er totale chaos op de rechtbank in Milaan. De procedures waren ongelooflijk traag. Probeer je zaak maar te vinden op de rechtbank tussen honderden dossiers, hoog opgestapeld in kleine hokjes, om vervolgens roepend op de gang de wederpartij te zoeken. Nee, de Italiaanse advocatuur was niets voor mij.’

Eigen kracht

In een halfleeg KLM-vliegtuig richting Milaan ontmoette Marcucci haar huidige Nederlandse echtgenoot. Na twee jaar heen en weer reizen, besloot ze op 12 januari 1992 – ze weet het nog precies – definitief naar Breda te verhuizen. Ondertussen had ze niet stilgezeten. Na een cursus Europees Recht aan de Universiteit van Tilburg zorgde Marcucci er ook voor dat ze de Nederlandse taal tot in de puntjes beheerste. Ze hield meteen van Nederland: groen, rustig en georganiseerd. Ook de directe, nuchtere aanpak van de Nederlanders beviel. ‘Ik voelde me hier meteen thuis. In Italië is het zakelijk gezien lastig om een “concrete” afspraak te maken. Er wordt veel gepraat, maar weinig gezegd. Het prachtige Italiaans leent zich hier overigens uitstekend voor: Italianen hebben één bladzijde nodig om iets uit te leggen, Nederlanders doen dit in twee zinnen. Dat vind ik prettig. In de Italiaanse zakenwereld is het belangrijk dat je de juiste mensen kent en gezag en invloed van invloedrijke personen kunnen daar vaak meer betekenen dan zakelijke vaardigheden. Dat heb ik in de rechtszaal in Milaan zelf gezien. Hier kan ik mezelf zijn en op eigen kracht dingen bereiken.’
    Marcucci kon in Nederland aan de slag als juridisch medewerker bij een advocatenkantoor, maar ze wilde meer en ging Nederlands recht studeren aan de Universiteit van Tilburg. Nog geen drie jaar later kreeg ze haar bul en begon ze als Nederlands advocaat bij het Rotterdams advocatenkantoor Rischen & Nijhuis. ‘Ik vond het prettig in Rotterdam, per definitie een stad van de mouwen opstropen en aan het werk. Echt iets voor mij. Ook vond ik het bijzonder om een toga te dragen, in Italië gebeurt dat alleen bij strafzaken. Het is niet alleen mooi, maar met een toga voel ik de verantwoordelijkheid die ik als belangenbehartiger heb nog sterker. Verder was het me op de universiteit al opgevallen dat er in Nederland zo weinig gezagsverhoudingen zijn. Ook binnen de advocatuur heerst een platte gezagstructuur. Een verademing ten opzichte van Milaan: ik kon altijd zonder afspraak bij iedereen binnenlopen. Mijn mening deed ertoe, ook al was ik nog maar net afgestudeerd. Ik heb geen moment moeite gehad met de directe aanpak van de Nederlanders. Natuurlijk heb ik mensen meegemaakt die bot kunnen zijn, maar dat is meer een persoonlijke karaktertrek. Italianen zijn ook niet altijd even hoffelijk.’

Zacht
Tijdens haar stageperiode leerde Marcucci de meeste rechtsgebieden kennen, waaronder het strafrecht. Dat beviel haar matig. ‘Een leerzaam stageonderdeel, maar ik vond het Nederlandse strafrechtsysteem heel behoedzaam en zacht. Ik zag verdachten na een verhaal over hun moeilijke jeugd makkelijk wegkomen. Als strafrechtadvocaat moet je een dikke huid hebben; ik was daar niet het type voor.’ Haar hart lag bij het familierecht, zo veel was haar wel duidelijk. Zij vervolgde haar loopbaan dan ook als advocaat-medewerker bij de sectie familierecht van AKD in Breda. Vervolgens leerde Marcucci het vak van mediator bij Mannaerts en Appels in Tilburg en in 2007 was de tijd rijp voor een eigen kantoor: Marcucci en Warnink, gespecialiseerd in het familierecht en echtscheidingsbemiddeling.
    De zaken gaan goed. ‘Familierecht is een niche geworden. Veel kantoren danken het af omdat het niet bij hun imago past. Men denkt vaak dat een echtscheiding simpel af te wikkelen is, maar zowel de vermogensrechtelijke afwikkeling als de regelingen met betrekking tot de kinderen zijn ingewikkeld en vereisen specialistische kennis. Het heeft me overigens altijd verbaasd dat mensen zo veel geld aan hun huwelijk uitgeven, terwijl een echtscheiding zo snel en zo goedkoop mogelijk moet.’

Tegenvallers

Advocaat zijn en wachten tot de zaken zich aandienen, is voor Marcucci niet genoeg. Een communicatie-opleiding van drie jaar, de opleiding collaborative divorce en binnenkort relatietherapie: ze wil zich blijven ontwikkelen. Ook werd ze secretaris van de Raad van Toezicht in Breda. ‘Ik ben nieuwsgierig en wil weten wat er speelt in ons vak. De wereld van de advocatuur ontwikkelt zich razendsnel, dat moet je blijven volgen. Het toezicht op de advocatuur kan wat mij betreft strenger. Dat kun je als raad beter zelf doen om overheidsbemoeienis te voorkomen.’ Na haar pensioen ziet Marcucci zichzelf wel terugkeren naar Italië om van la dolce vita te genieten, maar alleen in de zomermaanden. ‘Ik ben té Nederlands geworden. Dit land past bij mij, eigenlijk zijn alleen het eten en het weer kleine tegenvallers.’

Anna Italianer, journalist

Advertentie