Eind april 2010 verscheen het Jaarverslag Hof van Discipline & Raden van Discipline (www.raadvandiscipline.nl), voor het eerst in een voor het publiek beschikbaar document. Het eerste wat hiervan is te zeggen, is dat het idee van zo’n verslag uitstekend is. Publieke verantwoording van ons functioneren is hoogst gewenst; de hele toezichtdiscussie staat in die sleutel. Vervolgens stel ik vast dat het resultaat, zeker voor een eersteling, van uitstekende kwaliteit is. Het is dus niet zomaar voor herhaling vatbaar; het ‘instituut’ van zo’n jaarverslag moet wat mij betreft onmiddellijk voor geïnstitutionaliseerd worden verklaard – het woord zegt het al.
Wie het Jaarverslag nauwkeurig doorneemt en dan pas dichtslaat, heeft een scherp beeld verkregen van de principes, de systematiek en de procedurele inrichting van ons tuchtrecht, van statistisch relevante gegevens en van de soms unieke, soms eeuwig weer keerde kwesties waar het om gaat.
Ik beveel het Jaarverslag daarom ter – volledige – lezing aan aan alle advocaten en andere geïnteresseerden en beschouw het als verplichte kost in het kader van de beroepsopleiding. Ik zou het verslag dus graag opgenomen zien in het Woudschoten-pakket en in de examenstof van het vak Gedragsregels.
Het eerste hoofdstuk ‘Organisatie van het tuchtrecht’ is een glasheldere en zeer compacte samenvatting van hoe en op basis van welke normstelling ons tuchtrecht werkt en dat hoofdstuk zal in volgende jaarverslagen, met hooguit hier en daar een aanpassing, terug kunnen komen.
De gegevens in het tweede hoofdstuk, dat gaat over de indiening en afhandeling van klachten in het jaar 2009 (in eerste aanleg en bij het hof), hebben in de media tegenstrijdige reacties opgeroepen.
Pakweg 1000 (nieuwe) klachten per jaar op 16.000 advocaten vind ik op zichzelf geen onrustbarend cijfer; van die klachten zijn zo’n (kleine) 300 gegrond verklaard en 300 veroordeelde advocaten lijkt mij op die 16.000 in elk geval een bescheiden aantal, zeker wanneer dat in meer dan de helft van de gevallen tot niet meer dan een waarschuwing of een berisping heeft geleid. (De ‘gemiddelde’ advocaat overkomt een schorsing of een schrapping dus minder dan één keer in de 100 jaar…).
Het verslag sluit af met smeuïge, gevarieerde en vooral leerzame casuïstiek; die moet er in volgende jaarverslagen zeker in blijven. Een meeslepend werkje dus, waar je ook nog wat van meeneemt.
(Jan Loorbach)