Rechters moeten meer informatie geven over de gang van zaken tijdens de civiele zitting, en partijen geen schikking opdringen. Dat schrijft promovenda Janneke van der Linden in haar proefschrift De civiele zitting centraal: informeren, afstemmen en schikken, dat zij verleden week in Tilburg verdedigde.
Voor haar onderzoek analyseerde Van der Linden 150 zittingen, gehouden in de rechtbanken van Utrecht en Den Bosch.
Burgers willen meer uitleg van de rechter over wat er tijdens de zitting gebeurt: bijvoorbeeld wie wanneer het woord voert, en wat het verloop en het doel is van de zitting. Advocaten zouden bovendien graag van tevoren weten over welke aspecten van de zaak de rechter nog vragen heeft.
En meer dan de helft van de rechters geeft een voorlopig oordeel zonder dat duidelijk is of partijen daar behoefte aan hebben.
Ook de manier waarop schikkingen tot stand komen is op dit moment een ‘weinig doordacht proces‘. Zowel rechters, als partijen en hun advocaten schatten de oplossingsbereidheid van de tegenpartij vaak te laag in. Ongeveer de helft van de partijen en 28% van de advocaten blijkt achteraf matig tot zeer ontevreden over de getroffen schikking, en ongeveer een derde van de partijen en advocaten denkt dat de rechter een eigen motief had bij een schikking. Meer aandacht voor het faciliteren van een schikking, specifieke zittingsvaardigheden in de opleiding van rechters (gericht op een betere communicatie en afstemming) en een betere informatievoorziening zouden daarom geen kwaad kunnen, schrijft Van der Linden.
Het onderzoek lijkt haaks te staan op de hoge mate van klanttevredenheid van procederende burgers over de rechtspraak, die schommelt die rond de 80 procent (bron: jaarverslag Raad voor de Rechtspraak 2009).
Toch bijt dat elkaar niet, zegt Van der Linden. ‘In feite komt ook uit mijn onderzoek naar voren: mensen zijn gemiddeld best tevreden, met name over de respectvolle manier waarop ze door de rechter behandeld worden en over aspecten als verhaal kunnen doen en gelijk behandeld worden. Dat neemt niet weg dat er uit mijn onderzoek duidelijk een aantal aandachtspunten voor verbetering naar voren komen. Dat is ook allerminst verbazingwekkend, omdat het nog maar relatief kort zo is (snel stijgend vanaf 2002) dat rechters veel zittingen doen en rechters denk ik nog zoekende zijn hoe ze dit soort zittingen nu het beste kunnen aanpakken.’
In een eerste reactie zegt Michiel Boer van de Raad voor de Rechtspraak dat de vraag over wiens taak het is om voorlichting te geven niet gemakkelijk wordt beantwoord. ‘Wij zijn er natuurlijk vooral om recht te spreken.’
(Uitgeverij Kluwer, ISBN 978-90-13-07488-8 NUR 822-209)
Tatiana Scheltema, redacteur