De strafadvocatuur roept het al jaren, maar nu is het officieel gestaafd: verdachten worden steeds vaker in voorarrest gehouden en daarbij speelt mee dat rechters al vooruitlopen op de straf die de zittingsrechter nog moet opleggen. Gronden worden ruim uitgelegd. Dat blijkt uit onderzoek van oud-advocaat en universitair docent Lonneke Stevens. ‘De recidive is eigenlijk een vuilnisbak-grond. Als we niets hebben, gebruiken we die.’

‘Rechters zijn nogal terughoudend in het inzicht willen geven in hun overwegingen om mensen voorlopig te hechten. Ik begrijp dat niet. Waarom moet je daar zo geheimzinnig over doen? De advocatuur roept al jaren dat het niet klopt zoals het gaat, maar ze kon dat nooit controleren omdat er nooit gemotiveerd wordt in de beslissingen.’
Lonneke Stevens doceert strafrecht aan de Vrije Universiteit in Amsterdam en publiceerde de resultaten van haar onderzoek onlangs in het NJB onder de titel ‘Voorlopige hechtenis en vrijheidsstraf: de strafrechter voor voldongen feiten?’ Daarvóór werkte ze twee jaar bij het Amsterdamse strafrechtkantoor De Roos & Pen. Uit die tijd stamt haar interesse voor het onderwerp over de gang van zaken bij de beslissing tot voorlopige hechtenis.
‘Je wordt gebeld voor een voorgeleiding bij de R-C of de raadkamer gevangenhouding. Dan haast je je naar de rechtbank en moet je soms binnen een kwartier een dik dossier lezen – dat maakt het vrijwel onmogelijk om er iets verstandigs over te zeggen. Vaak wordt van tevoren al gezegd: “Kunt u het kort houden?” Dat geeft niet het gevoel dat je iets in te brengen hebt.’

Niet te verkopen
Vrijwel alle vorderingen tot voorlopige hechtenis worden toegewezen. Maar rechters baseren hun beslissing op argumenten die afwijken van de wettelijke gronden waarop de beslissing tot voorlopige hechtenis volgens het EVRM zou moeten zijn gebaseerd. De R-C en de raadkamer kunnen voorlopige hechtenis bevelen op vier gronden: de verdachte is vluchtgevaarlijk, er is gevaar voor herhaling, het onderzoek komt in gevaar, of er dreigt een ernstig geschokte rechtsorde.
Stevens baseert zich op gegevens van onder andere de Raad voor de rechtspraak, het WODC, en op interviews met 28 strafrechters in verschillende arrondissementen. ‘Je ziet bij die interviews dat er wel naar gronden wordt gekeken. Maar er spelen veel meer argumenten mee om iemand voorlopig te hechten; óók argumenten die je niet direct kunt relateren aan die gronden. Zo wordt er vaak geredeneerd in de trant van: ik kan het toch niet aan de buren verkopen dat deze meneer zomaar weer op straat staat. Of: deze meneer moet gewoon maar even voelen dat wat hij gedaan heeft niet kan. Of men vindt dat iemand gewoon hulp nodig heeft. Soms kun je dat nog wel relateren aan de ernstig geschokte rechtsorde-, of recidivegrond. Maar het gaat veel verder dan dat. Rechters zijn ook al vaak bezig met nadenken over wat voor straf iemand zal krijgen, en wat ze een gepaste reactie vinden op dit delict.’
Ook speelt het adagium ‘eenmaal eruit is er niet meer in’, merkte Stevens. ‘Ook bij de schorsing van de voorlopige hechtenis speelt dat mechanisme mee. Soms wordt overwogen om de verdachte bijvoorbeeld onder voorwaarde van reclasseringscontact vrij te laten. Maar ook daarbij wordt meegewogen: als we hem nu laten gaan krijgen we dadelijk problemen met de straf.’

Het land veiliger maken
De rechters die met Stevens spraken zijn zich doorgaans wel bewust van het probleem, zegt Stevens. ‘Sommigen zeiden: we zitten gewoon in een systeem dat er zo veel mogelijk op gericht is om mensen in voorlopige hechtenis te zetten – als dat kan. In dat systeem worden gronden ruim uitgelegd. Een rechter zei: “De recidive is eigenlijk een vuilnisbak-grond. Als we niets hebben, gebruiken we die.” Wij kunnen dat systeem niet veranderen, want het begint bij het OM.’ En daar ontkom je moeilijk aan, zeggen rechters. ‘Een ander zei: als je toewijst, heb je de minste problemen. Want het OM komt soms gewoon verhaal halen.’
Het gebruik van de voorlopige hechtenis als mogelijkheid tot snelle strafoplegging past in de maatschappelijke trend tot verscherpte handhaving, versterking van snelrecht, en ‘lik-op-stukbeleid’, aldus Stevens. ‘De voorlopige hechtenis wordt door de wetgever gezien als een goed beleidsinstrument om het land veiliger te maken’, schrijft Stevens. ‘De vraag moet daarbij worden gesteld of niet sprake is van een inbreuk op de onschuldpresumptie, of een systeembreuk, nu verdachten hun straf uitzitten nog voordat hun schuld in rechte is vastgesteld.’

(Tatiana Scheltema, redacteur)

Advertentie