De edelachtbare heer Vrieze vindt ons zoutzakken die niet meer staande kunnen of willen pleiten? Dat wil ik wel degelijk, maar het mag toch bij mr. Vrieze bekend verondersteld worden dat het met name in familierechtelijke zaken de gewoonte is dat er zittend wordt gepleit? Sterker nog, (familie)rechters moedigen het zitten aan. Bij de verplichte comparitie na antwoord wordt aan advocaten bij tussenvonnis te kennen gegeven dat het niet de bedoeling is dat er gepleit gaat worden. Het houden van pleidooi wordt ontmoedigd. Het Gerechtshof Den Haag beperkt de spreektijd van advocaten in familiezaken tot tien minuten, en moedigt ‘zitten’ aan in plaats van staan.
Mr. Vrieze is gecharmeerd van een ‘kek hermelijnstaartje’ van de Belgische advocaat? Vind ik ook leuk, maar het is op grond van de Nederlandse wetgeving voor het advocatenkostuum niet toegestaan de Nederlandse toga te versieren.
Tot twee keer toe laat mr. Vrieze weten zijn weg niet te vinden in de berg producties – dat zou dan aan de advocaten liggen? Een rechter behoort een zitting toch voor te bereiden en advocaten dienen ruim van te voren stukken aan te leveren. Heeft mr. Vrieze zijn huiswerk dan niet goed gedaan en de zaak niet voorbereid zodat hij hulp nodig heeft van ons zoutzakken van advocaten?
Wat mij betreft gaan wij allemaal weer staande pleiten.
(Marianne E.H. Dumont, advocaat te Rotterdam)

De oproep van Gradus Vrieze is mij uit het hart gegrepen. Staande pleiten gaat beter en is leuker dan zittend. Maar ik mis in het stukje de hand in eigen boezem. Denkt Gradus dat wij op een bepaalde dag zomaar besloten hebben te blijven zitten? Het zijn de rechters geweest die hebben aangegeven dat we wel mochten blijven zitten. En als je dat voor de vijfde keer als advocaat gezegd wordt, blijf je ook zitten. Het is niet in het belang van je cliënt om je niet te conformeren aan de zittingsorde, zoals die door de rechter wordt aangegeven.
Dus, rechters, als u in de toekomst steeds aangeeft ‘u mag wel even gaan staan hoor, voor pleidooi’, dan komt het vast weer allemaal goed.
(Daan Meerburg, advocaat te Groningen)

Het in onbruik raken van het staande pleiten, is waarschijnlijk een product van onze hedendaagse egalitaire cultuur. Vooral niet boven het maaiveld uitsteken en een steeds minder ontwikkeld gevoel voor decorum, stijl en traditie. Staande pleiten is niet alleen voornamer en chiquer dan zittend, maar bevordert bovendien een betere ademhaling, de dictie, de verstaanbaarheid en de eloquentie.
Het veelal ontbreken van een lessenaar nodigt inderdaad niet uit tot staan. En vele rechters zien advocaten liever zittend pleiten. Hoe vaak overkomt het mij niet dat de Voorzieningenrechter of de Voorzitter van de behandelende kamer mij mededeelt dat ik best mag gaan zitten? Ik heb dan vaak het gevoel dat ik, door te blijven staan, de rechter ontrief. Beleefdheidshalve vraag ik altijd toestemming om te mogen blijven staan. In een enkel geval wordt dan toch nog op zitten aangedrongen.
Dus, graag meer (en beter) pleiten. En staande. Mogelijk zou een uitzondering gewenst zijn voor kleinere zaken en familieaangelegenheden, waarin een iets huiselijker aanpak gewenst is, waarbij zittend beter past.
Zou het een idee zijn om het staande pleiten van art. 14 Advocatenwet nieuw leven in te blazen? Dit zou bijvoorbeeld door de Nederlandse Vereniging voor Procesrecht kunnen worden opgepikt. Maar dan moet de rechterlijke macht ook meer ruimte bieden voor het pleidooi en het staan wel zien zitten.
(H. Smit, advocaat te Rotterdam)

Naschrift
Niet het laatste woord, hoop ik
Alleen maar medestanders! En ook de spelregels zijn op mijn hand, die ik natuurlijk niet in de boezems van collega’s kan steken, maar een advocaat…? Met de wet in de hand komt hij toch door het ganse land? Bepaalt de wet de orde ter zitting of de inrichter van de zittingszaal? Van officieren en strafpleiters die erbij gaan zitten heb ik tenslotte nog nooit gehoord. Toegegeven: die zitten zelden of nooit in een enquêtekamer. En de Tweede Kamer overlegt zittend, maar in de grote zaal debatteert men staande. Het minste wat een advocaat die graag staat, kan doen is toch wel bepleiten dat en waarom hij graag staat. Tja, en dan begrijp ik ook wel weer dat je er geen ruzie om maakt. Of de rechter wraakt die je beveelt te gaan zitten.
Maakte ik niet voldoende duidelijk dat de zwier vervolgens niet van de kleding moet komen, laat staan het opschorten daarvan, maar van het zelfvertrouwen en het geloof in de eigen redenering?
Breek me trouwens niet open over producties: die komen altijd de dag vóór het kort geding pas, tegelijk met de intrekkingen. Ooit kreeg ik een voor mij duistere brief van de wederpartij overgelegd – om wat er niet in stond en je gelet op het standpunt van tegenpleiter er toch wel in zou verwachten! Logisch dus dat de Hoge Raad van de overlegger verwacht dat hij duidelijk maakt wat hij met de productie wil.1 
Hopelijk is intussen ook duidelijk wat ik met mijn productie wilde bereiken: verve in plaats van verveling, zelfvertrouwen en oogcontact.
(G. Vrieze)

Noot
1 LJN AT5466 en BF0418.

PS: de in het artikel weggevallen noot 1 verwees naar Advocatenblad 2008-12, 29 augustus 2008, p. 518.

Advertentie