De uitwerking van de Salduz-regeling is in de praktijk onwerkbaar en moet dringend worden verbeterd. Dat schrijft het kantoor Cleerdin-Hamer in een open brief aan portefeuillehouder strafpiket Jan Leliveld van de Orde.

Volgens de strafadvocaten is het vrijwel ‘onmogelijk’ om binnen twee uur bij de verdachte te zijn, omdat veel kostbare tijd wordt verspild aan het lokaliseren van de cliënt – de piketcentrale meldt niet waar die zich bevindt. Zomaar binnenlopen in het cellencomplex kan niet, want dat gaat op afspraak en dat kan pas vanaf 9 uur. Bovendien is er een ‘stormloop’ op de spreekruimtes omdat ook de nachtklanten nog moeten worden bezocht. De mobiele telefoon mag niet mee zodat nieuwe meldingen worden gemist en de problemen zich herhalen.
De problemen spelen eens te meer bij het minderjarigenpiket, waar meer meldingen tegelijk eerder regel dan uitzondering zijn. Advocaten zouden een leger aan achterwachten moeten organiseren, ‘en dan nog lukt het niet’. Onduidelijkheid is er ook over de voorkeursadvocaat. Agenten weten vaak niet wie ze moeten bellen, en verdachten krijgen regelmatig te horen dat ze de voorkeursadvocaat zelf moeten betalen, ook al geldt dat alleen voor categorie C-zaken. De advocaten vinden het daarnaast ‘niet realistisch’ om van een voorkeursadvocaat te vragen binnen drie kwartier op een melding reageren. ‘Advocaten proberen er ook een leven op na te houden en zijn niet 24/7 met hun mobiele telefoon bezig.’

Nodeloos punitief
De briefschrijvers dragen ook oplossingen aan: als de piketcentrale meldingen naar locatie zou rangschikken wordt het lokaliseren van verdachten al een stuk eenvoudiger. Er zouden meer advocaten bij het minderjarigenpiket kunnen worden ingedeeld. Om het gebrek aan spreekruimte te ondervangen zouden advocaten – ook zonder afspraak – in de cel van de verdachte kunnen worden toegelaten, of er zou een soort ‘loket’ opgezet kunnen worden, zoals nu al gebeurt bij de pilot ‘advocaat op politiebureau’ in Utrecht.
Het kantoor voelde zich niet gesteund door een mail van de Orde op 27 april waarin piketadvocaten op hun verplichtingen werden gewezen. Die mail was ‘nodeloos wantrouwig en punitief’, van toon, vond men. ‘Het overgrote deel van de strafrechtadvocaten doet tegen een geringe vergoeding oprecht haar best om verdachten van een goede en tijdige rechtsbijstand te voorzien …’
Volgens de ontvanger van de brief, AR-lid Jan Leliveld, wordt het aanpassingsvermogen van advocaten zeer gewaardeerd, maar heeft de Orde hen ook op hun rol willen wijzen. ‘Wij spreken anderen aan, zoals de Raad en de politie, als zaken niet goed lopen. Maar wij worden door hen ook aangesproken op het gedrag van advocaten. Als we horen dat advocaten kennelijk tekeergaan tegen medewerkers van de piketcentrale is dat onacceptabel. Ik vind dat we dat mogen zeggen.’ Inmiddels lijkt de lucht geklaard.

In gesprek
Ook Leliveld ziet de problemen in de praktijk. Veel problemen doen zich voor in de ochtend. ‘Dan ligt er een stapel niet efficiënt ingerichte meldingen en cliënten zijn nog niet te bezoeken, omdat de politie nog niet op stoom is. Op dat punt moet de logistiek bij de politie en de Raad op korte termijn sterk worden verbeterd.’
Over het doorgeven van meldingen per locatie is Leliveld met de Raad in gesprek. ‘Ze zeggen dat het niet kán. Wij vinden: het móet gewoon te regelen zijn.’ En de informatie over de ‘voorkeursadvocaat’ moet beter.

24- uurs mentaliteit
De politie is ook niet echt gelukkig met de gang van zaken, maar is bereid samen met de advocatuur naar oplossingen te zoeken, zegt projectleider Robert Vels – zij het dat de kwestie van de telefoon onbespreekbaar is. Vels: ‘We hebben de openingstijden van de cellencomplexen al aangepast naar acht uur. Eerder lukt niet.’ Vreemd, vindt Leliveld: ‘Juist de politie drong aan op de start om zeven uur, zodat om negen uur met verhoor kon worden begonnen, en tamboereerde op de 24- uurs mentaliteit bij de politie.’
Volgens Vels is het tekort aan spreekruimtes ook niet op korte termijn op te lossen. ‘Advocaten zijn niet de enige die daarvan gebruikmaken: ook andere instanties zoals Jeugdzorg, of reclassering willen met de cliënt praten. Ik wil er wel ruimtes bijbouwen, maar dat kost geld.’

(Tatiana Scheltema, redacteur)

Advertentie