Advocaat Liesbeth Zegveld treedt op namens de nabestaanden van de slachtoffers van het bloedbad in het Indonesische dorpje Rawagede. De casus leek ondergestoft totdat de gerechtsdeurwaarder op zijn brommer eind vorig jaar een vuistdikke dagvaarding bij de Staat afleverde. Zegveld eist gerechtigheid. In mei van dit jaar stuurde opperlandsdienaar Houtzagers een teleurstellende missive terug. De Nederlandse staat erkent weliswaar onrechtmatig te hebben gehandeld, maar aan een civielrechtelijke vordering staat verjaring in de weg. Oprechte spijt, maar wel in een gunstige financiële constructie.
Flashback: terwijl in december 1947 Nederlandse diplomaten hard werkten aan de totstandkoming van de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens, werd gelijktijdig bijna de gehele mannelijke bevolking van Rawagede – 431 zielen – door ‘onze jongens’ standrechtelijk geëxecuteerd. Ter vergelijking: twee decennia later vermoordden Amerikaanse troepen in het Vietnamese dorp My Lai 504 inwoners. Een onderzoekscommissie van de Verenigde Naties deelde in 1948 een rake klap uit: het Nederlandse militaire optreden was ‘opzettelijk en meedogenloos’. Tot vervolging kwam het niet omdat dit volgens het toenmalige OM ‘niet opportuun’ was.
De legitimiteit van de huidige rechtsstaat is mede afhankelijk van de wijze waarop met groot onrecht uit het verleden, veroorzaakt in naam van diezelfde rechtsstaat, wordt omgegaan. Afgezien van dit meer filosofische aspect zit de meeste pijn in de selectieve toepassing van de verjaringstermijn. Vanzelfsprekend is er niets tegen het handhaven van een verjaringstermijn. Het is de willekeur die tot aperte rechtsongelijkheid leidt.
Vergelijk de vordering van de nabestaanden van Rawagede eens met een doorsnee-holocaustclaim. In 2001 verruimde de regering het beleid inzake restitutie van cultuurgoederen die tijdens de Tweede Wereldoorlog zijn verdwenen. Lees: de verjaringstermijn wordt vanaf dat moment selectief opgeschort na een positief advies van de Commissie Restitutieverzoeken Cultuurgoederen en Tweede Wereldoorlog. Een typisch voorbeeld van het merkwaardig selectieve verjaringsbeleid is de Goudstikker-zaak. Ofschoon het hof in 1999 de vordering van de erven-Goudstikker afwees, stelde de regering dat de schikking uit de jaren vijftig ruimte bood om toch nog tot een regeling te komen. A propos, het retourneren van schilderijtjes is nu eenmaal een tamelijk goedkope manier van Wiedergutmachung. Zolang de verjaringstermijn bij holocaust- en Indische claims selectief wordt toegepast, verdient de regering het dat de schreeuw om gerechtigheid uit het massagraf haar blijft achtervolgen.

(Harry Veenendaal)

Advertentie