Een langere verjaringstermijn en een ruimhartiger stuitingsregime bezorgen verzekerden een meer ontspannen schadeafwikkeling.
Met ingang van 1 juli 2010 is de wettelijke regeling van de verjaring van de vordering van de verzekerde op de verzekeraar tot uitkering onder een polis (art. 7:942 BW) op drie punten gewijzigd: na afwijzing door de verzekeraar volgt niet de oude, korte, verjaringstermijn van zes maanden, maar vangt een nieuwe termijn aan van drie jaar; een afwijzing door de verzekeraar hoeft niet meer bij aangetekende brief te worden verzonden; en, in navolging van de regeling van de Wet aansprakelijkheid motorrijtuigen (WAM), de verjaring bij aansprakelijkheidsverzekeringen wordt gestuit door ‘iedere onderhandeling’.
Drie jaar
De primaire verjaringstermijn van de vordering tot uitkering onder de polis blijft drie jaar na aanvang van de dag volgende op die waarop de tot uitkering gerechtigde met de opeisbaarheid van de vordering bekend is geworden.1 Onder het oude recht verjaarde de rechtsvordering na de afwijzing door de verzekeraar (al) na zes maanden, mits de verzekeraar bij de – aangetekend verzonden – afwijzing ondubbelzinnig melding maakte van die verjaringstermijn, met veel formele stuitingshandelingen door verzekerden en andere tot uitkering gerechtigden tot noodzakelijk gevolg.
Onder het nieuwe recht begint na afwijzing of erkenning door de verzekeraar een nieuwe verjaringstermijn van drie jaar. De verzekeraar hoeft bij afwijzing niet meer op de verjaringstermijn te wijzen.
Schriftelijk
Het wegvallen van de verplicht aangetekende verzending van de afwijzing sluit aan bij de algemene regeling van art. 7:933 lid 1 BW dat communicatie met de verzekerde schriftelijk geschiedt. Het eveneens per 1 juli 2010 in werking getreden art. 156a Rv maakt het mogelijk dat de afwijzing langs elektronische weg wordt verzonden indien de verzekerde daarmee uitdrukkelijk heeft ingestemd.
Onderhandeling
De wetgever heeft stuiting van de verjaringstermijn bij aansprakelijkheidsverzekeringen ook mogelijk willen maken door ‘iedere onderhandeling’. Gedurende deze ‘onderhandeling’ is de verjaring geschorst. Een nieuwe verjaringstermijn gaat lopen nadat de verzekeraar de vordering erkent of ondubbelzinnig mededeelt de onderhandelingen af te breken. De regeling is hetzelfde als die van art. 10 lid 5 WAM, dat berust op de Benelux Overeenkomst betreffende de verplichte aansprakelijkheidsverzekering voor motorrijtuigen. Volgens jurisprudentie van het Benelux-Gerechtshof zijn ‘onderhandelingen’ pas afgebroken indien de benadeelde op grond van de mededelingen van de verzekeraar moest begrijpen dat de verzekeraar een schaderegeling zonder meer uitsloot.2 Deze wijziging zal instemmend ontvangen zijn door eerdere pleitbezorgers van de stelling dat schriftelijke mededelingen in het kader van onderhandelingen ook al snel als stuitingshandeling ex art. 3:317 lid 1 BW moesten worden gezien. Dit, uitgaande van de ratio van verjaring, te weten de bescherming van de bewijs- en vermogenspositie van de aangesprokene. Immers, zolang er wordt onderhandeld, zal de aangesprokene er niet redelijkerwijs van uit (mogen) gaan dat zijn eigen bewijs- en vermogenspositie verminderde bescherming behoeft.3
Overgangswet
Op grond van art. 73 lid 1 Overgangswet nieuw BW (Ow) jo. 68a lid 2 Ow blijft na 1 juli 2010 het oude recht nog één jaar van toepassing op lopende verjaringstermijnen van vóór die datum. Indien 1 juli 2010 valt binnen een verjaringstermijn van zes maanden onder oud recht, veroorzaakt de nieuwe wet nog niet automatisch een termijn van drie jaar. De vordering verjaart (gewoon) na zes maanden. Deze vordering na afwijzing blijft na zes maanden verjaren, tenzij deze termijn na 1 juli 2011 zou verstrijken; dan volgt uit voornoemde artikelen dat als gevolg van de laatste stuiting een verjaringstermijn van drie jaar is aangevangen. Op grond van dit overgangsrecht moeten afwijzingen door de verzekeraar van vorderingen die voor 1 juli 2010 zijn ontstaan, om een nieuwe verjaringstermijn te laten aanvangen, worden verzonden middels een aangetekende brief. Dit blijft gelden tot de eerste afwijzing na 1 juli 2011. Onderhandelingen die voor 1 juli 2010 hebben plaats gevonden hebben (nog) geen stuitende werking. Dat geldt pas voor onderhandelingen van na 1 juli 2010.
Concluderend kan gesteld worden dat, alhoewel het losgelaten vereiste van de aangetekende verzending voor verzekeraars een aanzienlijke lastenverlichting inhoudt, het vooral de verlenging van de verjaringstermijn en de verruimde stuitingsmogelijkheden zijn die de schadeafwik-keling voor tot uitkering gerechtigden zullen ontspannen.
Henriëtte Bast, advocaat te Amsterdam4
Noten
1. Onder de tot uitkering gerechtigde vallen de verzekerden en eventuele benadeelden met een directe actie ex art. 7:954 BW.
2. BenGH 20 oktober 1989, zaak A 88/2, Jurispr. 1989, p. 37, NJ 1990/660.
3. J.L. Smeehuizen, ‘Onderhandelingen stuiten de verjaring wel en andere opmerkingen over stuiting,’ in: WPNR 2006, nr. 6666, pp. 369-379, waarin de auteur diverse voorbeelden aanhaalt uit de jurisprudentie van de Hoge Raad over de toepassing van art. 3:317 lid 1 BW.
4. Advocaat bij Van Doorne N.V. in Amsterdam.