Met belangstelling en enige verwondering heb ik kennis genomen van het commentaar Van de deken: ‘In de schaduw van het recht’ in het Advocatenblad van 28 mei jl. Deze column roept om een reactie.
‘Dat je moet procederen, ten minste een beetje, om advocaat te zijn is een stelling zonder fundament. Waar het om gaat is de vertrouwelijke en partijdige relatie met de cliënt, de opdracht om zijn belang – en alleen het zijne – te bevorderen met inzet van volwaardige professionele bekwaamheden en de zekerheid voor de cliënt dat zijn opdrachtnemer is gebonden aan wettelijke regels en gedragsregels die adequate dienstverlening waarborgen, alsook toezicht daarop. Procederen is daarbij geen must’, aldus uw column.
Indien een advocaat niet meer behoeft te procederen om advocaat te zijn, lijkt dé kernwaarde van de advocaat pur sang, en wat hem doet verschillen van andere juridische dienstverleners, te worden losgelaten. Waarin verschilt de advocaat dan immers nog van een andere juridische dienstverlener, zoals bijvoorbeeld een belastingadviseur? Ook deze dienstverlener heeft een vertrouwelijke en partijdige relatie met zijn cliënt, zet zich met professionele bekwaamheid in en is gebonden aan de nodige regelgeving en tuchtrecht (indien hij is aangesloten bij een beroepsorganisatie zoals de Nederlandse Orde van Belastingadviseurs). Het verschil bestaat mijns inziens juist daarin dat de advocaat bij uitstek dé specialist is op het procesrecht en zijn beroep maakt van procederen bij de rechter. Indien hij niet meer behoeft te procederen, verwordt de advocaat dan ook enkel tot adviseur.
In het woordenboek van de Nederlandse taal, de Van Dale, wordt ‘de advocaat’ niet voor niets omschreven als: ‘een jurist die er zijn beroep van maakt personen of partijen te verdedigen voor de rechter’. Stelt u nu in uw column een wijziging van de Dikke Van Dale voor?
(Mike J.A. Castelijn, advocaat te Breda)