Ongebruikelijke carrièremoves

Nu 2011 staat te beginnen – nieuwe ronde, nieuwe kansen – vroegen we ex-advocaten die iets geheel anders gingen doen, naar hun carrièremove. Ter vermaak van gelukkige advocaten – en ter inspiratie van de wanhopigen.

Als je midden in de advocatuur zit, lijkt de stap om iets anders te gaan doen vaak enorm. Je hebt een mooi vak, verdient meestal aardig en op feestjes doet de advocatuur het ook goed. Maar maakt het je gelukkig? En wat zou je anders moeten? Rechter worden ligt voor de hand, of bedrijfsjurist. Maar sommigen kiezen rigoureus voor een ander leven.

Zoals Ivan O’Mahoney, kind van een Nederlandse moeder en een Ierse vader. Hij begon in 1995 een juridische loopbaan bij het toenmalige Loeff Claeys Verbeke in Rotterdam. Nu is hij internationaal documentairemaker en woont hij met zijn gezin in Sydney. Hij is bezig met een driedelige serie over bootvluchtelingen die Australië willen bereiken en geeft les aan de filmacademie in Sydney. O’Mahoney heeft een indrukwekkende lijst documentaires op zijn naam staan, voor onder andere CNN en de BBC.
‘Ik vond de advocatuur waanzinnig leuk,’ vertelt O’Mahoney. ‘Vooral het zeerecht en de internationale handelszaken. Veel kortlopende projecten: beslag leggen, kort gedingen, dus snel resultaat. Maar ook juridisch bere-interessant, met al die verschillende rechtsstelsels en veel internationaal privaatrecht.’ Toch wilde hij na vier jaar iets anders. ‘Ik had op een gegeven moment het gevoel dat ik mijn talenten aan de verkeerde kant inzette. Je trad altijd op voor de sterkere partij, die zich een gespecialiseerde advocaat kon veroorloven. We wonnen omdat we beter waren in het spel, niet altijd omdat we gelijk hadden. Op een gegeven moment moest ik optreden tegen Greenpeace, omdat ze een beetje verf op een schip hadden gesmeerd. Toen dacht ik: moet ik daar nou beslag voor gaan leggen?’
O’Mahoney maakte een optelsom. ‘Tijdens mijn studie heb ik internationaal recht gedaan, daarna heb ik bij de militaire politie van de VN gediend in Bosnië. Wat vond ik nou leuk aan al die dingen? Dat was het speuren en graven. Ik dacht: als ik dat speurwerk kan presenteren op een manier die mij een goed gevoel geeft… Ik kies liever geen partij, vertel liever het verhaal zoals het zich bij me aandient en dat kun je doen in de journalistiek.’
Als rechter kun je dat ook – lag die keuze niet meer voor de hand? ‘Klopt, maar daar had ik niet genoeg zitvlees voor in die jaren. Ik wilde reizen, had te veel avonturendrang. Ik wilde alles zien en doen, dat was het aantrekkelijke van de internationale journalistiek.’
Maar hoe kom je als Rotterdamse advocaat binnen in de internationale documentairewereld? ‘Ik praatte met vrienden in de journalistiek, ze zeiden: “Je bent een slimme vent, maar daar kun je de grachten mee dempen.” Ik moest op de een of andere manier zorgen dat ik eruit zou springen. Mijn toenmalige vriendin kwam uit Amerika terug met een folder van de Columbia Graduate School of Journalism in New York. Toen dacht ik: dat is de juiste transitie.’
    Het werd een succesverhaal. Samen met vriend Thomas Loudon werd O’Mahoney aangenomen voor de eenjarige journalistieke opleiding. Daarna ging Loudon werken voor de NOS in het Midden-Oosten. O’Mahoney kwam bij CNN in Atlanta terecht, en later bij de BBC in Londen. Tien jaar heeft hij nu over de wereld gereisd voor documentaires over de meest uiteenlopende maatschappelijke onderwerpen: hoe groeien jongens op in Bagdad (‘The Boys from Baghdad High’, 2007), hoe leeft een Ethiopische met de honger, hoe konden Australische rugbysterren zich jarenlang seksueel misdragen?
    Zijn advocatuurlijke achtergrond komt hem bijna elke dag van pas. ‘Bijna elk verhaal heeft juridische aspecten. Het is een voordeel als je die aspecten begrijpt, en mensen nemen je dan ook serieuzer. Er zit ook een zekere mystiek bij die het eigenlijk niet verdient: veel mensen denken dat je een equivalent van Harvard hebt gedaan, ze weten niet dat het in Nederland veel makkelijker is om rechten te gaan studeren.’
    Helemaal uit zijn gedachten is de advocatuur dan ook niet geraakt, en na tien jaar reizen denkt hij zelfs weleens aan terugkeer. ‘Ik heb nooit spijt gehad van mijn keuze, maar er zijn tegenwoordig wel meer momenten dat ik denk: het zou toch mooi zijn om weer zoiets te gaan doen. Misschien als speurneus voor de verdediging bij een van de internationale tribunalen in Den Haag.’

Machteld de Goederen is huismoeder voor haar drie kinderen. Daarnaast doet ze vrijwilligerswerk: op school, als trainster op het hockeyveld en als buurtmediator. Terwijl ze als tienjarig meisje al droomde van een carrière in de advocatuur. Die droom leek uit te komen in 1989, toen ze werd aangenomen als stagiaire bij Nauta van Haersolte in Amsterdam. De vreugde was van korte duur. ‘Mijn eerste patroon was voor cliënten een enorme pleaser. Hij sloeg ze bij binnenkomst al op de schouder en zei: “U hebt een gewonnen zaak, mijn stagiaire zal het verder regelen, veel succes ermee.” Als je dat niet kon waarmaken, had je afgedaan. Waarschijnlijk was ik er niet creatief genoeg voor, ik voldeed totaal niet aan de verwachtingen.’
Het zelfvertrouwen van De Goederen  kreeg een enorme deuk. En al ging de tweede helft van de stage wel goed, het was evident dat ze niet kon blijven. ‘Ik wilde zo snel mogelijk weg. Maar er moest wel brood op de plank komen, en ik was toch jurist. Toen ben ik naar Hoogovens gegaan als arbeidsjurist. Daar heb ik zeven jaar met veel plezier gewerkt.’ Toen ze kinderen kreeg werd het lastiger. ‘Ik vond het erg moeilijk combineren, ik ben niet iemand van snel-snel. Toen we in 1999 voor het werk van mijn man naar Singapore gingen zag ik het niet zitten het gezin te combineren met een nieuwe baan.’
Inmiddels woont het gezin in Bussum en zijn de kinderen 14, 12 en 10 jaar oud, maar haar werk als jurist heeft De Goederen niet meer opgevat. Wel is ze als vrijwilliger een soort ‘rijdende mediator’, die burengeschillen oplost. ‘Je gaat naar de klagers toe, hoort hun verhaal en dan is het de kunst is om bij de buren binnen te komen. Als je de twee kanten hebt gehoord dient de oplossing zich voor redelijk denkende mensen vaak op een presenteerblaadje aan, maar als mensen eenmaal gestopt zijn met elkaar te praten is het hek van de dam. Je nodigt ze dan uit in het buurthuis, en stelt ze vragen waarmee ze zelf tot conclusies komen. Het is ontzettend leuk werk, waarbij de sleutel is dat mensen zelf tot oplossingen komen. Als ik die voor ze bedenk, werkt het veel minder goed.’
Een hoogopgeleide vrouw die niet werkt. Wat vindt De Goederen ervan dat ze daarmee valt in de categorie ‘verwende prinsesjes’ van de journaliste Elma Drayer, die onlangs een boek onder die titel uitbracht? ‘De Nederlandse maatschappij, de scholen, sportclubs: veel drijft op mensen die vrijwilligerswerk doen. Ouders die fulltime werken hebben daar vaak geen tijd voor. Bij gezinnen met fulltime werkende ouders bestaat het gevaar dat het gezinsleven één groot logistiek verhaal wordt, waarbij ouders nauwelijks meer tijd kunnen nemen om te zien hoe het met hun kinderen gaat. Als die tijd ontbreekt, wordt het wat mij betreft een erg gevoelsarm verhaal. Als het de taak van de verwende prinsesjes is om de samenleving gevoel bij te brengen, dan vind ik het een eervolle taak.’

Liesbeth Kooij hield het een stuk langer uit in de commerciële advocatuur. Ze begon in 1977, ook bij Loeff, en werd in 1984 de eerste vrouwelijke compagnon uit eigen gelederen, met als specialisatie ondernemingsrecht. In 2000, bij de splitsing van het kantoor, sloot Kooij die toen bij bankrecht zat zich aan bij Allen & Overy. Ze stapte eruit toen ze 57 jaar was. Nu is ze alweer vijf jaar vrijwilliger bij Vluchtelingenwerk. Daarnaast zit ze in het bestuur van één van de Amsterdamse Soroptimistenclubs (een soort Rotaryclub voor vrouwen) en heeft ze zangles.
‘Ik heb een fantastische tijd gehad in de advocatuur. Een advocatenkantoor is net een piratenschip, er is altijd wat aan de knikker, je vaart mee en het is spannend, je hele sociale leven speelt zich er ook af,’ vertelt Kooij. Maar ze moest ook op haar tenen lopen. ‘Toen ik recht op het volle winstaandeel had opgebouwd, heb ik gevraagd dat recht op een lager niveau te bevriezen. Nu zeggen jonge mensen wel vaker: “Ik wil meer balans, ik hoef al dat geld niet,” maar toen was het heel moeilijk om dat in de compagnonsvergadering te zeggen. Mensen vonden het merkwaardig, ik voelde me uit de pas lopen, maar het is wel mijn redding geweest. Daardoor heb ik nog jaren met plezier kunnen werken.’
Bij Allen & Overy is Kooij local partner geworden; later is ze vier dagen gaan werken. Maar toch. ‘Mijn wederhelft, die zeven jaar jonger is, zei: “Ik zie jou slijten in dit vak. Is het niet mooi geweest?” Toen dacht ik: laat ik stoppen nu het allemaal nog goed is.’
Een heerlijk vrij leven lag voor haar, maar al snel ging er iets knagen. ‘Het is toch niet goed als er geen structuur is in je leven. Elke dag vakantie, weggaan wanneer je wilt, daar word je niet gelukkig van.’ Ze koos voor Vluchtelingenwerk. ‘Niet zozeer omdat het helemaal aan de andere kant zit dan de commerciële advocatuur, meer uit nieuwsgierigheid. Mijn moeder zei altijd dat het asielbeleid schandalig was, ik wilde weten of dat waar was. En ik moet zeggen: het valt niet mee, het Nederlandse asielbeleid is hardvochtig. Mensen komen uit heel moeilijke omstandigheden en treffen hier dan een negatieve en bureaucratische sfeer. Ze worden gezien als profiteurs en gelukzoekers, en moeten zien te bewijzen dat ze gevaar liepen, haast een duivelse bewijslast. En dan de duur van de procedure, mensen worden ziek van de angst en onzekerheid. Natuurlijk zitten er ook mensen tussen met een zwak verhaal, maar elke fout die je ten nadele van een echte vluchteling maakt weegt zwaarder.’
Kooij is heel blij dat ze de stap gezet heeft de advocatuur eerder te verlaten. ‘Je kijkt weer op een andere manier naar de wereld, je bent niet meer geobsedeerd door het werk. Ik ben me nu meer bewust van een heleboel dingen, sta meer open voor mensen. Ik heb bij Vluchtelingenwerk veel aan mijn advocatuurlijke ervaring: het inlezen, het analyseren en oplossen van problemen. En ik spreek totaal andere mensen, over religie, politiek, over de relatie man/vrouw. Ik heb ontzettend veel geleerd over verblijfsrecht, maar ook op het gebied van sociale vaardigheden. De Duitse historicus Philipp Blom zegt: “Doe wat nuttig is en geniet.” Dat is op mij van toepassing.’

Marc Oortman verruilde zijn advocatentoga voor een kazuifel. In plaats van familie- en strafrechtcliënten heeft hij nu als pastor vier parochies bij Arnhem onder zijn hoede. En de eigen woning in Haaksbergen werd een dorpspastorie in Groessen. Wat bezielde deze partner van kantoor Blankestijn en Oortman in het Overijsselse Hengelo  toen hij zijn compagnon in 2003 vertelde dat hij priester wilde worden?
‘Diep van binnen heb ik altijd gevoeld dat ik voor een ander leven was bestemd,’ vertelt Oortman. ‘Maar ik groeide als katholiek jongetje op in een tijd waarin mensen ook binnen de kerk zeiden: “Priester worden? Ben je soms gek geworden?” Als jongere ben je daar gevoelig voor, je wilt geaccepteerd worden.’  Dus koos Oortman voor rechten, en vervolgens voor de advocatuur. ‘Ik vind de advocatuur nog steeds een fantastisch vak, het ene moment heb je een zakelijke bespreking met de directeur van een bedrijf en het andere moment zit je in een cel bij iemand die god weet wat heeft gedaan. De wens mensen te helpen zat er ook als advocaat bij mij in, maar je moest daarin je professionele grenzen stellen. Ik trad bijvoorbeeld op voor een man die alleen zo’n gevangenisoverall had, met slippers. Ik vond dat ik die man geen kleren kon geven, dan krijg je te veel emotionele betrokkenheid. Ik heb een bevriende priester gebeld;  die heeft voor fatsoenlijke kleding gezorgd.’
Het besef dat hij niet advocaat maar priester wilde zijn, kwam in alle hevigheid boven na de vuurwerkramp in Enschede. ‘Zo’n ramp zet alles op zijn kop, je beseft dat het leven een geschenk is, jij moet ervan maken wat je ervan wilt maken. Maar net in die tijd kwam mijn latere compagnon met de vraag of we samen een kantoor zouden beginnen – en toen stopte ik alles weer in het onderste laatje. Jaren later, toen het kantoor goed liep, was de uitdaging weg, en kwam de wens mijn leven aan Christus te wijden weer met een noodgang naar boven.’
Waarom kon Oortman toen de keuze voor het priesterschap wel maken? ‘Als je ouder wordt, word je onafhankelijker, ben je meer in staat je eigen weg te kiezen. Het maakt mij nu niet meer uit wat de mensen ervan vinden. Wat ik voel, is belangrijk. Mijn compagnon was trouwens niet eens verbaasd.’
Zijn advocatenervaring komt nog wel van pas: ‘Je hebt goed rondgekeken in de wereld, en je hebt leren luisteren. Alleen moet ik nu meer luisteren naar wat er achter de woorden schuilgaat. Van een priester verwachten mensen geen oplossingen, ze verwachten dat je met ze meegaat. Je representeert iets waar ze behoefte aan hebben.’
Althans, voor zover de mensen nog vertrouwen hebben in de Katholieke Kerk. Toen Oortman de overstap maakte, speelde het misbruikschandaal in Nederland nog niet zo. Maar nu heeft hij er wel eens slapeloze nachten van. ‘Het doet veel pijn dat kinderen zo zijn beschadigd, en daarmee ook de kerk. Ik ben er groot voorstander van dat alles in de openbaarheid komt, dat mensen erkend worden. Maar als jurist verbaast het me wel dat er zo gemakkelijk over opschuiving van de verjaringstermijn wordt gesproken. Dat heeft niets meer met rechtszekerheid te maken.’  Er klinkt advocatuurlijke felheid door in de woorden van Oortman – maar als priester moet hij die intomen. ‘Als de stoom uit mijn oren komt tel ik soms wel tot duizend en zeg ik’ – hij kijkt naar boven – ‘geef me geduld’.

Froukje Resius dacht ook dat ze afscheid had genomen. Ze werd in 1990 advocaat, stapte eruit om een reisbureau te beginnen – en ging na omzwervingen weer terug de advocatuur in. ‘Na vijf jaar NautaDutilh kwam de vraag op: wil ik me binden, ga ik proberen in de maatschap te komen? Ik had wel een zekere ambitie, maar ik zag ook mensen die voor de maatschap gingen en die toch niet gelukkig waren. Toen mijn achternichtje vertelde dat ze iemand zocht om samen een reisbureau te beginnen was dat een toevalstreffer. Ik had een enorme passie voor reizen en het idee alleen al gaf me een enorm gevoel van vrijheid.’
Ze startte samen met haar nicht een reisbureau in het chique Amsterdam-Zuid. ‘Financieel was het een enorme stap. Ik ging er meer dan de helft op achteruit. Maar ik heb ontzettend veel gezien, en ik heb geleerd dat je je leven een eigen wending kunt geven. Je hoeft niet in het stramien te blijven.’ Toch was na vijf jaar de lol er wel een beetje af. ‘We zaten in de bovenkant van de markt, het publiek was heel verwend. Vaste klanten wilden alles geregeld hebben, van dag tot dag. Dat snapte ik helemaal niet. Ik zou zelf veel liever op de bonnefooi naar India gaan en dan voor vijf euro ergens slapen, in plaats van in het Taj Mahal.’
Resius gooide het roer weer drastisch om. Ze werd directeur van de Vereniging Agrarisch Natuurbeheer Waterland in Purmerend. ‘Het was de eerste agrarische natuurvereniging in Nederland. Men wilde verder gaan professionaliseren, en ik had net meegemaakt hoe dat ging in een kleine organisatie. De organisatie groeide in de zeven jaar dat ik er werkte en het plan ontstond te gaan fuseren. Aan de ene kant dacht ik: dat lijkt me interessant om mee te maken. En aan de andere kant merkte ik: ik wil het kunstje niet nog een keer doen, ik heb er niet zo’n zin meer in.’
Wat ontbrak er dan aan haar geluk? ‘Als directeur ben je heel generalistisch bezig. Ik zat aan tafel met specialisten, biologen of milieudeskundigen, die ergens heel veel van wisten. En dan uiteindelijk keek iedereen naar mij om de beslissing te nemen. Ik had daar geen slapeloze nachten van, maar ik merkte: ik wil eigenlijk liever de specialist zijn, een eigen vak hebben. En ik wilde weer die intellectuele uitdaging.’
Dus werd ze in 2007 weer arbeidsrechtadvocaat. Niet meer bij zo’n groot kantoor, maar bij Abma Schreurs in Purmerend. Ze woont in de Beemster, dus ze kan op de fiets naar haar werk. Volgend jaar wordt ze partner. ‘De maat van dit kantoor past mij beter. Ik vind het ook prettig dat de tarieven aantrekkelijker zijn. Er was wel ontzettend veel veranderd in die twaalf jaar, ik heb keihard moeten studeren om weer meteen volwaardig te kunnen functioneren. Maar ik heb wel heel veel andere nuttige dingen geleerd. Ik ga nu praktischer en realistischer met cliënten om. Ik had die andere ervaringen voor geen goud willen missen.’

Trudeke Sillevis Smitt, redacteur

Advertentie