‘Ons’ ministerie heet niet langer ministerie van Justitie, maar ministerie van Veiligheid en Justitie. Dit illustreert een accentverschuiving van individuele rechtsbescherming naar collectieve veiligheid. De bevordering daarvan is zo belangrijk geworden dat die goede oude individuele rechtsbescherming daar maar onder moet lijden. Zo staat het kernprincipe van de traditionele rechtsstaat ter discussie: ontwikkelingen als terrorismedreiging en de verharding van de georganiseerde misdaad maken burgerbescherming meer ondergeschikt aan overheidsmacht dan voorheen, vindt de overheid. Discussie hierover is wellicht nodig maar tegelijkertijd voor de essentie van onze rechtsstaat ook riskant.
Over de rechtsstatelijke risico’s van terreurbestrijding in de democratie schreef Herman van Gunsteren in 2004 Gevaarlijk veilig. Het ‘veilig’ in de titel is de veiligheid die de overheid voor de burger moet borgen. Met ‘gevaarlijk’ doelt hij op de soms twijfelachtige democratische legitimatie van de overheid voor het geven van wettelijke maar matig gecontroleerde bevoegdheden, en voor het beknotten van burgerbescherming tegen die uitdijende overheidsmacht.
De Engelsen hebben wat deze democratische kernwaarden betreft een oeroude en levende traditie die teruggaat tot de Magna Charta. Een aanrader is het boek van Tom Bingham, The Rule of Law (de beste vertaling lijkt me: De wet regeert). Bingham vermeldt dat Aristoteles al heeft gezegd: ‘Het is beter dat de wet regeert dan een burger; zelfs zij die de wetten bewaken, dienen eraan te gehoorzamen.’
Het moderne denken over the Rule of Law is ingeleid door A.V. Dicey, An introduction to the Study of the Law of the Constitution’ (1885). Dicey onderscheidt drie functies van deze ‘Rule of Law’, met als eerste het nulla poena-beginsel. De tweede is dat geen enkele burger boven de wet is gesteld: ‘Be you never so high, the Law is above you (…) So, if you maltreat a penguin in the London Zoo, you do not escape prosecution because you are Archbishop of Canterbury.’ (Ook toen al werd de geestelijkheid dus niet boven de wet geplaatst.)
Het derde principe is dat constitutionele kernwaarden (general principles of the Constitution), zoals het recht op persoonlijke vrijheid, van vereniging en vergadering, gevestigde waarden zijn. In Engeland zijn die waarden gevestigd geraakt door een rijke traditie van case law. Zoals Tennyson zegt: ‘A land of settled government, a land of just and old renown, their/ Freedom slowly broadens down from precedent to precedent.’
Wij moeten het in Nederland niet hebben van precedenten maar van onze wetgever. Als wij, zoals Engeland, een ‘land of settled government, of just and old renown’ willen blijven, dan moeten we buitengewoon waakzaam blijven als de overheid de individuele vrijheden wil inperken ter wille van onze collectieve veiligheid. Sjoemelen met de rechtsstaat om die te redden, dat gaat niet werken. Een van de bedreigde burgerlijke vrijheden waar de advocatuur zich vooral sterk voor moet maken, is natuurlijk de vrijheid om vertrouwelijk met je advocaat te verkeren. En dit verschoningsrecht vraagt de komende tijd ongetwijfeld veel aandacht.
Jan Loorbach, algemeen deken