Geschillencommissie Advocatuur
Arbitraal vonnis d.d. 23 oktober 2008/ADV08-0066B
(mrs. Koster-Vaags, Thunnissen en Vlaanderen-Mulder)

Bedrijf van cliënt mislukt. Aan-gemeld bij schuldhulpverlening. Wens dat declaratie advocaat hierbij wordt ondergebracht bij schuldenregeling. Geen inhoudelijk bezwaar tegen de declaratie. Betalingsverplichting blijft.

Klacht
De advocaat en de cliënt hebben op 22 maart 2006 een intakeformulier/checklist ingevuld en ondertekend. Voorts heeft de advocaat de cliënt op 4 april 2006 een intakebrief toegezonden, waarin de tussen de cliënt en de advocaat gemaakte afspraken zijn neergelegd.
Voor de door de advocaat in de periode van maart tot en met april verrichte werkzaamheden heeft de advocaat de cliënt op 4 mei 2006 een declaratie toegezonden van € 328 en op 3 november 2006 respectievelijk 7 december 2006 een aanmaning. Voorts heeft de advocaat de cliënt bij aangetekende brief d.d. 9 februari 2007 aan zijn betalingsverplichting herinnerd en hem dringend verzocht, en voor zover nodig gesommeerd, de openstaande declaratie per omgaande te voldoen.
Desondanks is de cliënt tot op heden niet tot betaling van het openstaande bedrag overgegaan. De advocaat heeft geen contact meer met hem gehad.
Het feit dat de cliënt zich kennelijk tot het Bureau Schuldhulpverlening heeft gewend, doet niet af aan de onbetwiste vordering van de advocaat.

Gelet op het voorgaande verzoekt de advocaat de commissie te beslissen dat de cliënt het openstaande bedrag ad € 328, verhoogd met de kosten van het uittreksel uit de basisadministratie personen van de gemeente H d.d. 11 februari 2008 ad € 13,95, dient te voldoen.

Verweer
Gelet op de financiële situatie van de cliënt na het mislukken van zijn bedrijf, is hij niet in staat het openstaande bedrag ad € 328 te voldoen.
De cliënt heeft een aanvraag gedaan bij de schuldhulpverlening van de gemeente H. De cliënt verzoekt de advocaat mee te werken aan onderbrenging van zijn vordering bij deze schuldhulpverlening.

Op 22 september 2008 heeft te Utrecht de mondelinge behandeling plaatsgevonden ten overstaan van de arbiters, bijgestaan door mevrouw mr. drs. I.M. van Trier fungerend als plaatsvervangend secretaris.
Partijen zijn tijdig en behoorlijk opgeroepen ter zitting te verschijnen.
Partijen hebben geen gebruikgemaakt van de mogelijkheid hun standpunt ter zitting nader toe te lichten.

Beoordeling van het geschil
Naar aanleiding van het over en weer door partijen gestelde, overweegt de commissie het volgende.
De cliënt heeft ondanks verzoek daartoe geen depot gestort bij de commissie, zodat op grond van het bepaalde in art. 12 lid 2 van het Reglement de commissie zal beslissen door arbitrage.
De cliënt heeft geen inhoudelijk bezwaar gemaakt tegen de factuur van de advocaat d.d. 4 mei 2006; hij heeft slechts aangegeven dat het voor hem onmogelijk is het openstaande bedrag te voldoen. Het feit dat de cliënt een aanvraag tot schuldhulpverlening bij de gemeente heeft ingediend, doet voorts – zoals de advocaat terecht stelt – niet af aan de verschuldigdheid van de factuur. Gelet op de door de advocaat verrichte werkzaamheden komt deze factuur de commissie bovendien niet bovenmatig voor.
Gelet op het vorenstaande komt de commissie tot de conclusie dat niet is komen vast te staan dat de advocaat door aanspraak te maken op betaling van zijn factuur niet heeft gehandeld zoals mag worden verwacht van een redelijk bekwaam en redelijk handelend advocaat.

De cliënt zal dan ook worden veroordeeld tot betaling van de openstaande factuur, verhoogd met de door de advocaat genoegzaam aangetoonde kosten van het overgelegde GBA-uittreksel ad € 13,95.
De commissie zal voorts de cliënt als de in het ongelijk gestelde partij veroordelen in de kosten van deze arbitrage, die worden vastgesteld op € 89,25 van het door de Stichting Geschillencommissie voor Beroep en Bedrijf (SGB) vastgestelde bedrag aan honorarium en verschotten van de arbiters. Gelet op de beslissing wordt de advocaat geacht de arbitragekosten bij wijze van voorschotbetaling mede namens de cliënt te hebben voldaan. De commissie bepaalt voorts dat het bedrag dat de advocaat ter zake de arbitragekosten heeft voldaan in zijn geheel komt te vervallen aan de commissie en veroordeelt de cliënt tot betaling van deze kosten aan de advocaat.
Derhalve wordt beslist als volgt.

Beslissing
De commissie:
– veroordeelt de cliënt om binnen een maand na verzenddatum van dit vonnis aan de advocaat te betalen een bedrag van € 341,95 (inclusief de kosten voor het GBA-uittreksel);
– veroordeelt de cliënt in de kosten van deze arbitrage, aan de zijde van de advocaat vastgesteld op € 89,25 aan honorarium en verschotten van de arbiters.

LH

Advertentie